De industrie als troef voor het klimaat
De industrie is een hefboom voor de sociale klimaatrevolutie. Ze is nu nog de grootste bron van broeikasgassen, maar ze kan een centrale rol gaan spelen in het duurzaam verwarmen van onze steden, het hergebruik van materialen en de besparing van energie. Dat is goed voor de planeet en zorgt voor een duurzame tewerkstelling. Met bindende normen en publiek onderzoek schuiven we de winstlogica opzij. We zetten de industrie op weg naar een duurzame toekomst.
De industrie is een van de belangrijkste bronnen van broeikasgassen in ons land. Samen met de bouw is ze goed voor 28 procent van de totale uitstoot ervan, zonder de energie die ze van het net afneemt mee te rekenen. De 450 meest energie-intensieve bedrijven van Vlaanderen zijn goed voor meer dan 80 procent van het Vlaamse primaire energieverbruik. Toch besteden de Belgische en Vlaamse beleidsmakers daar amper aandacht aan. Zij blijven voor de grootste vervuilers rekenen op het Europese systeem van emissiehandel. Met belastingvrijstellingen en de verlaging van accijnzen op uitgerekend fossiele brandstoffen probeert de Vlaamse regering schuchtere stapjes in de richting van meer energie-efficiëntie los te weken.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat dit beleid bitter weinig resultaat oplevert. Voor privébedrijven primeert immers de winst op korte termijn, niet de leefbaarheid van de planeet voor de komende generaties. Tijdens de crisisjaren daalde de uitstoot van de Belgische industrie, maar sinds 2012 gaan de cijfers weer in stijgende lijn. In 2016, het laatste jaar waarvan de cijfers beschikbaar zijn, lag de uitstoot van broeikasgassen op het hoogste niveau in vijf jaar. Terwijl de gevolgen van klimaatverandering alsmaar zichtbaarder worden, gaat het grootbedrijf resoluut in de verkeerde richting.
Wij willen dat de industrie tegen 2050 geen broeikasgassen meer uitstoot, maar opneemt. Daar is een heuse omwenteling voor nodig en die zal niet spontaan van het grootbedrijf zelf komen. Het is hoog tijd voor een stevige duw in de rug om de verlammende concurrentielogica te overwinnen. Daarom vervangen we de emissiehandel door bindende normen, met een helder pad naar negatieve emissies in 2050. Zo wordt de industrie genoodzaakt drastische energiebesparende maatregelen te nemen.
Ook de manier waarop we produceren gaan we herzien. Waterstof vormt het sluitstuk van zowel een hernieuwbare energieproductie als van een revolutie in de zware industrie. Zo wordt deze industrie geen struikelsteen voor de groene revolutie, maar net een van de grootste troeven ervan. Ze kan tegen 2050 CO2 opnemen uit de atmosfeer, in plaats van haar grote uitstoot vandaag. Op die manier garanderen we de leefbaarheid van de Belgische industrie op de lange termijn en creëren we nieuwe, groene banen. Het zijn banen die niet in de weg staan van een duurzame toekomst, maar actief bijdragen aan de leefbaarheid van de planeet.
Een. Rationeel industrieel gebruik van energie
- We voeren bindende doelstellingen in om de industrie tegen 2040 klimaatneutraal te maken. Zo maken we het mogelijk dat de industrie tegen 2050 netto broeikasgassen opneemt in plaats van uitstoot.
- Met stadsverwarmingsnetten koppelen we restwarmte uit industriezones aan de warmtevraag in bedrijven en wijken.
- Heel wat technieken om energie te besparen liggen klaar, maar worden niet toegepast. We verplichten de industrie te investeren in de beste technieken voor energiebesparing.
De Vlaamse regering sloot in 2014 Energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) af met 334 grootbedrijven, die samen instaan voor 80 procent van het primair energieverbruik in de Vlaamse industrie. Deze EBO’s hebben geleid tot een minimale reductie van het primair energieverbruik: dat daalde met amper 3,6 procent. Toch stuurde voormalig gedelegeerd bestuurder van Voka en minister van Economie Philippe Muyters daarover jubelende persberichten uit. Nochtans gaat het over een energiebesparing van minder dan 1 procent per jaar.
Er is veel meer mogelijk. Onderzoek van het intergouvernementeel klimaatpanel IPCC wijst uit dat de energie-intensiteit van de industrie onmiddellijk met een kwart kan dalen indien de industrie zou gebruikmaken van de beste beschikbare technieken. Maar energie-efficiëntie betaalt zichzelf niet snel genoeg terug naar de normen van de markt. Daarom maken we het gebruik van die technieken verplicht en roepen zo de verspilling van energie een halt toe. Met verder onderzoek, betaald met fondsen van de Klimaatinvesteringsbank, laten we het energieverbruik nog verder dalen. Zo reduceren we de uitstoot van broeikasgassen in de industrie met 80 procent tegen 2050.
De koeltorens blazen enorme hoeveelheden warmte de lucht in. Wat een energieverspilling! Die warmte kan nochtans perfect hergebruikt worden. Bijvoorbeeld door aanpalende bedrijven die hoogwaardige warmte nodig hebben en deze warmte vandaag zelf opwekken met fossiele brandstoffen. Of door woonkernen in de buurt: via stadsverwarmingsnetten kunnen zij zo gas- en mazoutbranders overbodig maken.
Twee. Maak plaats voor de waterstofrevolutie
- De zon schijnt niet altijd, de wind waait niet altijd even sterk. Om de dalen in de productie van hernieuwbare energie op te vangen, investeren we in opslag van de overschotten bij de pieken. Met power-to-gastechnologie maken we met die energieoverschotten waterstof aan. De opgeslagen waterstof zetten we later weer om in stroom.
- Met fondsen van de Klimaatinvesteringsbank stimuleren we de ontwikkeling van een circulaire petrochemie die CO2 met behulp van hernieuwbaar waterstof vastlegt in duurzame producten.
- Door de staalsector te doen investeren in groene hoogoventechnologie op waterstof en nieuwe opvangtechnieken wordt tegen 2035 in België enkel nog CO2-arm staal geproduceerd, tegen 2040 enkel nog CO2-vrij staal.
In het vorige hoofdstuk ‘België onder groene stroom’, lees je hoe we waterstof inzetten om de schommelingen van hernieuwbare energie op te vangen. De opgeslagen waterstof kan dienst doen als batterij maar ook als een basisgrondstof voor de industrie, in vervanging van erg vuile productie vandaag.
En waterstof heeft nog meer in haar marge. Door de CO2 die vrijkomt bij industriële verbrandingsprocessen op te vangen en te laten reageren met waterstof, kunnen we methaan en methanol maken. Methaan kan fossiel aardgas vervangen, methanol kan dienen als basisproduct in de petrochemische industrie. In plaats van deze stoffen uit aardolie en aardgas aan te maken, vertrekken we gewoon van water en hernieuwbare energie! Zo creëren we gesloten circuits: een circulaire petrochemie waar op termijn geen druppel olie meer aan te pas komt. Als we dit systeem op de 220 hoogste schoorstenen van Vlaanderen toepassen, neemt de Belgische uitstoot meteen een duik van minstens 20 procent.
De technologie voor hydrolyse bestaat al meer dan een eeuw. Het eiland Goeree-Overflakkee in Nederland is goed op weg om met behulp van waterstoftechnologie klimaatneutraal te worden tegen 2020 (!). En in Augsburg in Duitsland wordt vandaag met waterstof en hernieuwbare energie al groen methaan geproduceerd, dat in een gesloten systeem weer verbrand wordt om energie op te wekken. Toch zijn bedrijven bij ons niet geneigd om meer dan wat kleinschalige initiatieven te nemen om de technologie op grote schaal te ontwikkelen. Het risico van zo’n investeringen is te groot binnen het kader van de vrije markt en het levert geen harde economische return op. Daarom zetten we met de Klimaatinvesteringsbank middelen in om de waterstofrevolutie in gang te zetten. Bedrijven kunnen van de nieuwe technieken gebruik maken om hun emissienormen te halen, mits betaling van royalties aan de Klimaatinvesteringsbank.
Op termijn wordt het zelfs mogelijk om CO2 actief uit de atmosfeer te halen en vast te leggen in duurzame producten. We kiezen er niet voor CO2 weg te steken in diepe aardlagen, de Carbon Capture and Storage. Die techniek is risicovol en weinig efficiënt. En natuurlijk kunnen investeringen in CO2-opvang geen excuus zijn om de inspanningen tegen de uitstoot van CO2 te verlagen.
Ook in de staalsector kan waterstof voor een revolutie zorgen. De vervuilende cokes-ovens van vandaag kunnen we vervangen door groene hoogoventechnologie op waterstof. Samen met nieuwe opvangtechnieken, waarbij hoogovengassen door micro-organismen worden omgezet in biobrandstof, kunnen we van de Belgische staalindustrie een wereldspeerpunt maken van de hoogtechnologische ontwikkelingen in de sector.
Drie. Naar een productie-omslag
- We gaan resoluut voor de circulaire economie, waarbij grondstoffen telkens opnieuw gebruikt worden. Dat spaart niet alleen materialen uit, maar ook energie.
- We binden de strijd aan met overtollige verpakkingen en materialen voor eenmalig gebruik. Daarbij voeren we statiegeld op drankverpakkingen in. Tegen 2050 willen we een afvalvrije economie.
- Door de wettelijke garantietermijnen fors op te trekken, gaan we de gepland snelle veroudering van elektrische apparaten tegen en verkleinen we de groeiende berg e-waste.
- We versnellen het onderzoek naar nieuwe bouwmaterialen op basis van CO2 in plaats van cement en we trekken de kaart van hout als dragende structuur in de bouw.
Hoeveel broeikasgassen de industrie uitstoot, hangt vooral af van het soort producten dat ze maakt. Vandaag dienen veel producten voor eenmalig gebruik. Ingenieurs krijgen de opdracht apparaten zo te ontwerpen dat ze snel verslijten en vervangen moeten worden. Op korte termijn het beste recept voor hoge winsten, op lange termijn een ramp voor het klimaat.
Neem nu plastic zakjes. Elk jaar verbruiken we er in Europa maar liefst 100 miljard. Ze zijn gemaakt met fossiele energieën zoals olie en komen na gebruik vaak in de natuur terecht, waar ze er honderden jaren over doen om af te breken. In Scandinavië en in Nederland en Frankrijk, maar ook op andere plaatsen op de wereld, bestaat er daarom al een verbod op plastic zakjes voor eenmalig gebruik. Ook in Wallonië en Brussel worden zakjes al geweerd, maar de Vlaamse regering blijft dwarsliggen. Wegwerpproducten zoals zakjes, maar ook bekers, borden en bestek vervangen we maar beter zo snel mogelijk door herbruikbare alternatieven.
Veel elektrische apparaten worden vandaag bewust zo ontworpen dat ze niet te lang meegaan. Want hoe sneller consumenten naar de winkel moeten voor een nieuwe printer, wasmachine of smartphone, hoe meer de kassa rinkelt. Het gevolg? Een onwaarschijnlijke verspilling van materialen en energie. De Kamer keurde een resolutie goed om deze geplande veroudering aan te pakken, maar de meerderheid verhinderde dat de tekst in de praktijk veel zal veranderen. Wij willen de garantietermijnen verlengen om deze wanpraktijken een halt toe te roepen. Zo verkleinen we ook de groeiende berg e-waste. Tegen 2050 willen we een economie zonder afval zodat verbrandingsovens niet meer nodig zullen zijn.
In de bouw vertrouwen we vandaag vaak op beton. Maar de productie ervan zorgt voor veel broeikasgassen. In veel gevallen kan beton gelukkig vervangen worden door hout. We kunnen dus een beroep doen op duurzame bosbouw. Hout legt CO2 vast in plaats van het uit te stoten. En hout is sterk. Er liggen zelfs plannen op tafel om voor het eerst wolkenkrabbers volledig uit hout op te trekken. We versnellen ook de ontwikkeling van nieuwe bouwmaterialen, gebaseerd op de recyclage van CO2.
Minder produceren en goed kiezen wat we maken: daarmee komen we al een heel eind. Maar ook hoe we produceren is natuurlijk van belang. Vandaag verloopt de industriële productie grotendeels op een lineaire manier. Bedrijven maken met eindige grondstoffen producten die na een vaak korte levensduur als afval verbrand of gestort worden. Met deze manier van produceren plegen we roofbouw op onze planeet: we nemen meer weg dan de aarde kan vernieuwen, we zorgen voor meer vervuiling dan die kan opvangen. We moeten de omslag maken naar een circulaire economie in plaats van een lineaire. Daarbij wordt afval weer als grondstof gebruikt, telkens opnieuw. En door producten modulair te ontwerpen, kunnen we ze gemakkelijker repareren. Dat spaart materialen uit plus heel wat energie. We ondersteunen dan ook de repair cafés waar men producten herstelt voor hergebruik.
Om circulair te produceren, moeten we afvalstoffen wel efficiënter gaan inzamelen. Een hefboom is hier de heffing van statiegeld op drankverpakkingen. Maar die heffing wordt door de Vlaamse regering geblokkeerd. De maatregel kost nochtans niets voor wie gebruikte blikjes en petflessen binnenbrengt. En ze heeft ook een grote impact op de hoeveelheid materialen en zwerfvuil die opnieuw gebruikt kunnen worden.
Vier. België asbestvrij in 2024
- Met een Centrale Database Asbest brengen we tegen 2020 alle asbest in openbare gebouwen, particuliere woningen, stortplaatsen en verontreinigde bodems in kaart. Deze databank is voor iedereen toegankelijk.
- Asbeststorten op minder dan 500 meter van bewoning worden onmiddellijk gesloten. We verstrengen de controles op de opslag van asbest. Die opslag moet veilig zijn, bij voorkeur door verglazing.
- We herzien de financiering van het Asbestfonds en maken daarvoor meer middelen vrij bij de asbestindustrie.
- Tegen 2024 verwijderen we alle bekende asbest uit publieke en private gebouwen, met prioriteit voor scholen, en financieren dat door het Asbestfonds.
- Wij ratificeren het Verdrag van Lugano betreffende de aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van activiteiten die gevaarlijk zijn voor het milieu. Wij streven naar een totaal wereldwijd verbod op de winning en het gebruik van asbest.
Jarenlang was ons land een van de grootste verbruikers van asbestplaten. Al decennialang was bekend dat het inademen van asbestvezels tot dodelijke kanker kan leiden. Toch duurde het onder druk van de asbestmaffia van Eternit, SVK en co tot 1998 alvorens er een algemeen verbod kwam op het verwerken van asbest in materialen. Honderden mensen werden het slachtoffer van asbest of hebben een familielid dat aan asbestkanker is gestorven. Mensen die met asbest gewerkt hebben of in de buurt van een asbestverwerkend bedrijf woonden, leven met de angst die vreselijke asbestkanker te krijgen.
Er is asbest verwerkt in talloze huizen, stallen, tuinhuizen en schoolgebouwen. Veel mensen hebben niet het budget om dat door professionele bedrijven te laten verwijderen. Wij willen dat de overheid niet langer de andere kant opkijkt maar snel werk maakt van het asbestvrij maken van ons land. OVAM stelt het jaar 2040 voorop om Vlaanderen asbest–“veilig” te krijgen. Maar in Nederland schuift men 2024 naar voor als het jaar om helemaal asbestvrij te zijn. Ook bij ons moet dat kunnen! Daarom willen we tegen 2020 met een Centrale Database Asbest alle asbest in publieke en private gebouwen inventariseren.
Om te voorkomen dat asbest ook na het te verwijderen uit gebouwen nog slachtoffers maakt, sluiten we asbeststorten die op minder dan 500 meter van bewoning actief zijn. De risico’s voor de omwonenden zijn dan immers te hoog, zoals bij het SVK-stort in Sint-Niklaas. Door een volgehouden campagne van een actiecomité en de PVDA werd vorig jaar beslist dat het SVK-stort voorgoed dicht gaat. We geven de voorkeur aan verglazing voor de opslag van asbest, de enige echt veilige methode die er volgens specialisten bestaat.
De overheid heeft in 2015 en 2016 geen bijdrage gestort in het Asbestfonds, omdat de reserves van dat fonds zich opstapelen. Maar dat is kortzichtig en getuigt van weinig inzicht in de impact van asbest op de gezondheid. De incubatietijd, de periode tussen blootstelling en de eerste symptomen, kan voor kankers zoals mesothelioom soms meer dan 50 jaar bedragen. De Franse Senaat gaat er daarom van uit dat het aantal kankers tot 2025 zal blijven toenemen. We zitten dus nog lang niet op het hoogtepunt. Bovendien zou het Asbestfonds kunnen tussenkomen in de financiering van de verwijdering van asbest uit gebouwen. We blijven het Asbestfonds daarom financieel ondersteunen en verhogen de bijdrage van de asbestindustrie zelf.