De kracht van boerenlandbouw

De landbouw van morgen voorziet in goede banen, gezonde voeding en zet ons op weg naar een klimaatneutraal België. Maar de agrobusiness staat in de weg van zo’n duurzame landbouw voor mens en milieu. We trekken daarom de kaart van de lokale boeren, van de biologische landbouw en de agro-ecologie. We zorgen dat de grond toekomt aan wie hem bewerkt en maken van de landbouw een beroep met toekomst.

Landbouw is volop in verandering. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie heeft lange tijd met gegarandeerde bodemprijzen de toen nog relatief kleinschalige boerenbedrijven beschut tegen de concurrentie van goedkopere landbouwproducten op de wereldmarkt. In feite waren deze kleine bedrijven een schakel, zij het een kleine schakel, in de keten van de kapitalistische voedselproductie. Toch werd een schijn van zelfstandigheid opgehouden.

Vanaf 1992 heeft de Europese Unie dat beleid geleidelijk losgelaten. Ze heeft het quotabeleid afgebouwd en Europa open gesmeten voor de wereldmarkt. Sinds die liberalisering is de Europese landbouw in een crisis terechtgekomen. In de voorbije tien jaar is in de Unie een kwart van de boerderijen verdwenen. Dat is een bedrijf om de drie minuten. Een afvalrace. In België zakte het aantal landbouwbedrijven van 87.000 in 1990 naar minder dan 37.000 in 2016. Tegelijk is de gemiddelde oppervlakte ervan meer dan verdubbeld terwijl het personeel sinds 1990 is gehalveerd. Toch zijn de werkkrachten in de landbouw nog altijd voornamelijk familiaal. Maar de boerenstiel wordt moeilijker en de opvolging vormt een groot probleem. 70% van de boeren is ouder dan 50. En vijf van de zes boeren hebben geen opvolger voor hun bedrijf.

Landbouw is ook kapitaalintensiever geworden. Er groeit een scheiding tussen het uitbaten van het landbouwbedrijf en het geïnvesteerde kapitaal. De geproduceerde rijkdom verschuift van de producenten naar de financiële sector. Ook het bezit van de grond verschuift: van natuurlijke personen vroeger naar vennootschappen vandaag. We beleven de opkomst van grote uitbatingen en van bedrijven voor landbouwwerkzaamheden die geen binding meer hebben met de gronden die ze bewerken. Het loonwerk neemt toe, dikwijls met precaire en tijdelijke arbeidscontracten. Met dit landbouwbeleid doen vooral de agro-industrie en de grote distributiebedrijven hun voordeel. Terwijl zij grote winstmarges berekenen, zien de producenten hun prijzen aanhoudend dalen.

Wat wij willen

Een. De grond voor wie hem bewerkt

  • We beschermen de landbouwgronden. We stoppen het ruimtebeslag erop. Behalve in specifieke gevallen van omvorming tot natuurgebied, offeren we geen landbouwgrond meer op.
  • We verbieden de verkoop van landbouwgrond door de overheid en de aankoop ervan door speculanten. Alleen echte landbouwers en openbare operatoren kunnen landbouwgrond kopen.
  • We creëren, zoals in Frankrijk, gespecialiseerde overheidsbedrijven om landbouwgrond te beheren. Die hebben voorkooprecht bij de verkoop van landbouwgrond.
  • We willen een pachtwetgeving die de rechten van de boeren en de landbouwcoöperatieven versterkt en het voortbestaan van hun bedrijven waarborgt.

In België is maar een derde van de landbouwgrond eigendom van de producenten. Tweederde wordt gepacht, dat wil zeggen: aan landbouwbedrijven verhuurd.

Veel landbouwgrond wordt niet meer bewerkt omdat een ander gebruik ervan rendabeler is: voor woonverkavelingen of industriezones, voor paardenfokkerijen … Dat heet: “ruimtebeslag” op landbouwgrond. Sinds het begin van de jaren 1960 heeft de Europese Unie ongeveer een vijfde van haar landbouwgrond door ruimtebeslag verloren zien gaan. Dat is elf keer de oppervlakte van België. In Vlaanderen is een derde van de gronden verhard. Elke dag verdwijnen in Vlaanderen 6 hectare open ruimte. Landbouwgrond is geen onuitputtelijke natuurlijke rijkdom! We hebben die grond nodig om mensen te voeden en de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Dit ruimtebeslag moet stoppen.

Wij beschermen de landbouwgrond en de kleine en middelgrote boerenbedrijven. Behalve in bepaalde gevallen, voor de omvorming tot natuurgebied, offeren we geen landbouwgrond meer op.

Het ruimtebeslag en de grote beleggingen in gronden leiden tot speculatie met landbouwgrond en tot concentratie ervan. Boeren in Wallonië kopen niet eens de helft van de landbouwgrond die te koop staat, wegens te duur. En in Vlaanderen heeft de druk op de landbouwgrond de prijs ervan in tien jaar gemiddeld verdrievoudigd. De overheid moet dringend een grotere rol gaan spelen in de bescherming ervan. Ze moet instaan voor een betere toegang tot grond voor onze boeren. Wij verbieden dan ook de verkoop van landbouwgrond van de overheid aan speculanten, zoals de verkoop van 450 hectare van het Gentse OCMW aan miljardair Fernand Huts. Wij willen dat alleen echte landbouwers of openbare operatoren nog landbouwgrond kunnen kopen. Naar het voorbeeld van de Franse Safer pleiten we voor een overheidsinstantie die instaat voor het duurzame beheer van de landbouwgronden.

We willen een pachtwetgeving die de rechten van de boeren en de landbouwcoöperatieven versterkt en het voortbestaan van hun bedrijven waarborgt (klassieke pacht van minimaal 36 jaren met recht op overdracht, eindeloopbaanpacht). We moedigen boeren aan zich te groeperen in coöperatieven om investeringen en zware kosten in materieel te delen. Wij garanderen deze coöperatieven een bevoorrechte toegang tot landbouwgrond die eigendom is van de overheid.

Twee. Van landbouw een beroep met toekomst maken

  • We richten een openbare landbouwbank op als apart filiaal van de overheidsbank, ter ondersteuning van de boeren.
  • De landbouwbank besteedt bijzondere aandacht aan investeringen die de arbeidsomstandigheden in de sector en het dierenwelzijn verbeteren of die een stap zijn in de omschakeling naar agro-ecologie of naar de biologische landbouw.
  • We verschaffen het Prijzenobservatorium de middelen om te zorgen voor een eerlijker verdeling van de winstmarges tussen producenten, verwerkers (in de voedingsindustrie) en distributeurs.
  • Voor bepaalde basisproducten, zoals melk en vlees, leggen we minimumprijzen voor de boer vast.
  • We zorgen voor een steviger administratieve begeleiding van de boeren, met onafhankelijke specialisten inzake recht, management, fiscaliteit, ecologische transitie en innovatie.
  • We implementeren de VN-Verklaring over de Rechten van de Boeren en andere personen die werken op het platteland.

Jongeren moeten hun droom om in de boerenstiel te stappen, laten varen omdat de grond te duur, het inkomen te onzeker en de investeringen te hoog zijn, terwijl er geen overheidssteun voorhanden is.

Door de liberalisering van de markt, de daling van de landbouwprijzen en het grotere beslag op die prijzen door toeleveranciers en afnemers, zijn de boeren in een dolle wedren naar competitiviteit terechtgekomen. In de voorbije 15 aar stegen de voedselprijzen voor de consument met 28%. Maar de prijs die de boeren voor hun producten krijgen, is maar met 19% toegenomen. De tussenpersonen, de verwerkers en distributeurs gaan met de grootste winst aan de haal. Intussen leven veel boeren al jaren onder de armoedegrens.

Volgens Boeren op een Kruispunt werkt de helft van de boeren voor minder dan 6 euro per uur. In Europa bedraagt het inkomen in de landbouwsector ongeveer 40% van het gemiddelde inkomen. Boeren zitten klem in een uiterst sober verdienmodel, terwijl tegelijk administratief en op het vlak van het leefmilieu almaar meer van hen verwacht wordt. Ze hebben ondersteuning nodig. Daarom richten we een openbare landbouwbank op, als een filiaal van de openbare bank. Deze landbouwbank faciliteert investeringen voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de landbouw, voor het dierenwelzijn en voor de omschakeling naar agro-ecologie.

Om die ecologische omschakeling te kunnen maken, moeten boeren lonende prijzen krijgen. Daarvoor heeft de sector stevigere regels nodig, met meer middelen voor het Prijzenobservatorium, zodat het komt tot een eerlijker verdeling van de winstmarges tussen producenten, verwerkers (in de voedingsindustrie) en distributeurs. Voor bepaalde basisproducten, zoals melk en vlees, leggen we minimumprijzen vast. We geven producentenorganisaties het recht collectief te onderhandelen over contracten met de agro-industrie en de distributie (volumes en verkoopprijs).

De overheid dient de sector technische diensten van vorming en onderzoek aan te bieden, gericht op de ecologische omschakeling, met nauwe betrokkenheid van de boeren. We zorgen ook voor meer administratieve begeleiding.

Drie. Steunen op de principes van de biolandbouw

  • We geven boeren het advies zo weinig mogelijk pesticiden en kunstmeststoffen te gebruiken. We verbieden rond deze producten alle publiciteit, promotie en koppelverkoop (meststoffen - pesticiden - zaaigoed).
  • We hanteren het voorzorgsprincipe vooraleer nieuwe pesticiden toe te laten, met voldoende testen en een voldoende lange toezichtsperiode.
  • We gaan voor openbare landbouwonderzoekscentra die zich concentreren op het ontwikkelen van de beste methodes voor agro-ecologie en biologische landbouw, aangepast aan onze streken en culturen (rekening houdend met de klimaatwijziging).
  • We ondersteunen boeren financieel, materieel en technisch bij de omschakeling naar meer doorgedreven vormen van agro-ecologie: biologische landbouw, permacultuur, agro-bosbouw …
  • We pleiten voor een veeteelt op maat van de beschikbare gronden (weiden en voedergewassen). We willen meer gemengde exploitaties en meer samenwerking tussen complementaire exploitaties.
  • We houden het onderzoek naar ggo’s publiek en onafhankelijk. We wijzen patenten af op al wat leeft. We verlengen het moratorium op het telen van ggo’s.

Landbouw heeft een grote impact op de klimaatverandering. Op wereldschaal zorgt de kapitalistische voedingsindustrie voor de grootste uitstoot van broeikasgassen. In België stoot de landbouw 10% van de broeikasgassen uit en die uitstoot is in deze eeuw nog maar lichtjes gedaald.

De landbouw moet omschakelen naar agro-ecologie en naar biologische productiemethodes. Dat is voor tal van redenen nodig: de klimaatverandering, de bodembescherming, de vervuiling van het oppervlakte- en grondwater door nitraten, pesticiden en hun residu’s … We willen een moderne landbouw zonder negatieve impact op het leefmilieu, de natuur of de gezondheid van de consument. Agro-ecologie kan zelfs een positieve milieubijdrage leveren omdat ze in staat is grote hoeveelheden koolstof in de grond op te slaan en zo de opwarming van de aarde kan tegengaan. Daarvoor zijn de principes van de biolandbouw nodig: we bouwen het gebruik van kunstmest en milieuschadelijke stoffen drastisch af, we maken optimaal gebruik van de watervoorraden, we bevorderen de biologische activiteit van de bodem en we behouden de biodiversiteit.

In de loop van de geschiedenis heeft de mens voortdurend nuttige eigenschappen van boerderijdieren en cultuurplanten verbeterd. De recente gentechnologie stelt ons in staat het genoom van levende wezens rechtstreeks te veranderen in genetisch gemodificeerde organismen: de ggo’s. Omdat deze ggo’s zich in de handen bevinden van op geld beluste concerns in de chemie en de zaaigoedindustrie, vormen ze een gevaar. De concerns focussen bijvoorbeeld op de ontwikkeling van variëteiten die resistent zijn tegen bepaalde pesticiden (zoals glyfosaat) in plaats van op soorten die ziekteresistent zijn. Ze verhogen ook de afhankelijkheid van de landbouwer van de grootindustrie. Er rijzen ook veel vragen over de ecologische gevolgen van ggo’s op de langere termijn. Zo kunnen genetisch gemodificeerde planten zich verspreiden buiten de velden, zich met wilde planten kruisen of misschien ook populaties insecten aantasten. Om die redenen willen wij het moratorium op het telen van ggo’s in België verlengen.

Vier. Gezond en betaalbaar voedsel

  • We nemen het recht op een gezonde, evenwichtige en betaalbare voeding op in artikel 23 van de Grondwet. We voeren een klachtenprocedure in voor mensen wier recht op voeding geschonden wordt.
  • Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) maken we efficiënter en transparanter. Het FAVV moet zich focussen op de agro-industrie, waar de risico’s veel groter zijn.
  • In plaats van kleine producenten en coöperatieven te sanctioneren, ondersteunen en begeleiden we ze om de kwaliteit van hun producten te verbeteren en de sanitaire normen na te leven.
  • We gaan voor voedsel met een goed evenwicht tussen plantaardige en dierlijke eiwitten. Zeker ook in grootkeukens in openbare instellingen, scholen en ondernemingen.
  • Wij geven in openbare cateringdiensten voorrang aan lokaal en seizoensgebonden voedsel dat afkomstig is van duurzame landbouw.
  • We leggen maximumprijzen op voor basisproducten, ten koste van de hoge winstmarges van de distributie.

Vandaag produceert onze planeet voldoende voedsel voor de 7,5 miljard mensen. Toch lijden de laatste jaren weer meer mensen honger: 815 miljoen. Ook in België is de toestand zorgwekkend: meer dan 450.000 personen doen een beroep op voedselhulp. Allerlei schandalen brachten aan het licht dat de kapitalistische agro-industrie de bevolking geen gezond, betaalbaar en milieuvriendelijk voedsel kan verzekeren.

Iedereen voldoende kwaliteitsvoedsel garanderen: dát moet het vertrekpunt zijn van een landbouwbeleid. Als het winstoogmerk van de zakenwereld of de voedingsindustrie het vertrekpunt is, zit het fout. Zo kanten we ons tegen niet-duurzame biobrandstoffen die gewonnen worden uit landbouwgewassen. Zij lossen de mobiliteits- en klimaatproblemen op geen enkel vlak op en leggen beslag op landbouwgrond.

Het vleesschandaal met Veviba, de lasagne met paardenvlees, de fipronil-crisis in de eierensector… al deze schandalen wijzen uit dat de kwaliteit en traceerbaarheid van ons voedsel niet gegarandeerd is. Winstbejag en het recht op voldoende, gezond en evenwichtig voedsel voor de bevolking gaan niet samen.

De schandalen worden in de schoenen van de producenten geschoven, hoewel telkens weer de grote bedrijven uit de agro-industrie in het geding zijn. Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) controleert dikwijls kleine producenten en distributeurs, maar de controle van de grote voedselverwerkingsbedrijven is onaanvaardbaar laks: die mogen zelfs zichzelf controleren. Het FAVV dient zijn inspanningen net te concentreren op de groten uit de agro-industrie. De gevolgen van fraude op dat meganiveau zijn ernstiger en grootschaliger.

Ons voedsel bevat te veel dierlijke eiwitten afkomstig van de intensieve (niet grondgebonden) veehouderij. Dat impliceert: veel invoer van grondstoffen bestemd voor de voeders, veel verbruik van water en tegelijk veel uitstoot van broeikasgassen en van polluenten zoals ammoniak dat de bodem verzuurt. We pleiten voor meer doordachte eetgewoonten en beperken de vleesproductie tot de (grondgebonden) extensieve veehouderij. De grasveehouderij heeft wel degelijk een plaats in onze landbouw, des te meer omdat permanente weiden veel koolstof vasthouden, belangrijk kunnen zijn voor de biodiversiteit en soms de enige mogelijke landbouwproductie zijn op bepaalde plaatsen (arme gronden, steile hellingen, …). We gaan voor de consumptie van voedsel met meer plantaardige eiwitten (eiwithoudende gewassen en peulvruchten) en hun productie in Europa.

Vijf. Steunend op lokale landbouw streven we naar een onafhankelijke voedselvoorziening

  • We gaan voor de korte keten in de verkoop, dicht bij het landbouwbedrijf en weg van de verkoopkanalen van de agro-industrie en de grote distributiebedrijven.
  • We steunen burgerinitiatieven die de banden met de landbouw aanhalen: Boeren en Buren, community supported agriculture-initiatieven, plukboerderijen, samentuinen, volkstuinen en boerenmarkten.
  • We moedigen de totstandkoming van voedselgordels rond de steden aan door er de landbouwers te ondersteunen en te investeren in korteketenprojecten.
  • We ontwikkelen de grondgebonden stadslandbouw onder meer door het promoten van de volkstuinen.
  • We gaan voor regionale en intercommunale grootmarkten die bij plaatselijke producenten tegen lonende prijzen producten aankopen, naar het voorbeeld van de marchés d’intérêt national in Frankrijk.

We steunen burgerinitiatieven zoals Boeren en Buren, community supported agriculture-initiatieven, plukboerderijen, samentuinen, volkstuinen en boerenmarkten, die de banden met de landbouwwereld verstevigen. We gaan voor kortere ketens en een lokalere productie. Wat je in de toekomst op je bord krijgt, is gezond, voornamelijk plantaardig en liefst uit de eigen regio.

Met korte ketens, verkoop op de boerderij en lokale markten is het niet nodig producten te verpakken, te transporteren en tussenpersonen in te schakelen omdat de producent dan rechtstreeks aan de consument kan leveren. Onder meer door volkstuinen te promoten, ontwikkelen we landbouw in de stad, zoals de organisatie van de Verenigde Naties voor voedsel en landbouw, de FAO, aanraadt. We doen dit voornamelijk uit pedagogische overwegingen en om het samenleven te bevorderen, want deze productie zal verre van voldoende zijn om de bevolking van onze steden te voeden.

Zelfvoorziening qua voedsel blijft moeilijk in een zo dichtbevolkt en geïndustrialiseerd land als België. We blijven deels aangewezen op landen zoals Frankrijk met een groter landbouwareaal. Daarnaast gaan we met landen in het Zuiden de handelsrelaties aanhalen op basis van wederzijds voordeel en gelijkheid. Zo stellen we hen in staat hun landbouw evenwichtig te ontwikkelen zodat ze ook zelfvoorzienend kunnen worden op voedselgebied.

Zes. Fundamentele hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

  • In alle internationale verdragen en regelgeving laten we de landbouw- en voedingsuitzondering inschrijven. Wij laten dezelfde milieu-, sanitaire, sociale en dierenwelzijnsnormen gelden als hier.
  • We behouden het budget van het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Fragmentatie ervan naar de afzonderlijke landen leidt tot nog meer concurrentie tussen de producenten.
  • Wij heroriënteren het gemeenschappelijk landbouwbeleid naar een model van duurzame, gezonde en sociaal rechtvaardige landbouw en voedselvoorziening, zonder negatieve weerslag op de mensenrechten.
  • Dit nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid gaat uit van de echte landbouwactiviteit zelf, de tewerkstelling, de geleverde diensten, de omschakeling naar agro-ecologie en biolandbouw. Ze steunt in het bijzonder de kleine ondernemingen.
  • We reguleren de gemeenschappelijke markt van de belangrijkste landbouwproducten op basis van de interne vraag. We houden rekening met de specificiteit van elk land en elke regio.
  • Zo waarborgen we een rechtvaardig inkomen voor de producenten. We zetten daarbij instrumenten in, zoals garantiefondsen en openbare opslag.
  • Speculatie op landbouw- en voedingsproducten is verboden en wordt streng bestraft.

Een op een nieuwe leest geschoeid gemeenschappelijk landbouwbeleid vaart in tegen de stroom van de vrijhandelsverdragen. Die vormen immers een bedreiging voor de kleinschalige landbouw en maken de weg vrij voor de invoer van landbouwproducten van een agro-industrie die zich niet houdt aan de ecologische, sanitaire en sociale normen die we willen hanteren.

De Europese Unie heeft sinds 1992 de melk- en suikerquota geleidelijk afgebouwd en ze uiteindelijk helemaal losgelaten. Ze heeft vervolgens de sector totaal opengesmeten voor de wereldmarkt. Zo komt het dat de prijzen van de landbouwproducten in Europa nu mee op en neer gaan met die van de wereldmarkt. Met die prijzen is het uitgesloten het werk van de producenten nog correct te vergoeden.

Intussen spelen de Europese subsidieregelingen in de kaart van de grootste landbouwbedrijven. 20% van de producenten trekt 80% van de hulp naar zich toe. Zelfs vennootschappen die alleen maar landeigenaar zijn en niets produceren, kunnen subsidies trekken. Wij willen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de kleine ondernemingen meer ondersteunt, bijvoorbeeld door de hulp te plafonneren of door ze te degressief te maken naargelang van de oppervlakte.

Daarmee is het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid nu uitgetekend op maat van de kapitalistische agro-industrie. Het is gericht op intensieve landbouw en intensief kunstmestgebruik. Het is schadelijk voor ons leefmilieu. We moeten het totaal keren.

We behouden het budget, want we geloven in een Europees gecoördineerd landbouwbeleid, maar we heroriënteren het naar een ecologisch en sociaal model. We verwerpen de trend om het weer in handen te geven van de aparte Europese landen. Dat leidt naar nog meer concurrentie en meer ongelijkheid tussen de boeren in de verschillende landen.