Een inclusief beleid voor mensen met een beperking

Mensen met een beperking zijn mensen met rechten, net als ieder ander mens. Iedere persoon moet zich kunnen ontplooien, de regie van zijn of haar leven in handen kunnen nemen, betrokken zijn en erkend in zijn of haar talenten en potentieel.

Maar het beleid slaagt er niet in de rechten van de mensen met een beperking te garanderen. De schrale budgettaire invulling maakt van inclusie en autonomie een farce in plaats van een recht. Wij willen dat de samenleving inclusief wordt: mensen met een beperking moeten er actief deel van uitmaken. Zij moeten over de grootst mogelijke zelfstandigheid kunnen beschikken en betrokken zijn bij de beslissingen die hen aangaan.

Mensen met een beperking zijn mensen met rechten, net als ieder ander mens. Om die rechten te verzekeren is er het VN-Verdrag over de rechten van personen met een beperking van 13 december 2006. Dat Verdrag stipuleert dat zij volkomen gelijkwaardig moeten kunnen deelnemen aan de samenleving. Volgens artikel 27 van dat VN-Verdrag hebben zij hetzelfde recht op arbeid als alle anderen. Dat recht houdt in dat ze de mogelijkheid moeten krijgen in hun levensonderhoud te voorzien via een vrij gekozen job op de arbeidsmarkt en in een open, inclusieve arbeidsomgeving. Maar werk vinden is voor hen heel moeilijk. Minder dan de helft van de personen met een beperking heeft in België een job.

Artikel 19 van het VN-Verdrag bepaalt dan weer dat personen met een beperking zelf moeten kunnen kiezen waar ze wonen en met wie ze willen samenleven. En dat ze een beroep moeten kunnen doen op bepaalde hulpdiensten en op persoonlijke assistentie.

Het VN-Verdrag vertrekt niet van het idee dat personen met een handicap zich aanpassen aan hun omgeving, maar wel dat het beleid de belemmeringen aanpakt die hun deelname aan het economische, sociale en culturele leven in de weg staan. Dat paradigma vat zich samen in één woord: “handistreaming”.

Wat wij willen

Een. Geen ieder-voor-zich, maar een afdwingbaar recht op ondersteuning en assistentie

  • Tegen 2025 moeten alle personen met een handicap een afdwingbaar recht hebben op toekenning van ondersteuning en assistentie. De wachtlijst met 20.000 wachtenden moet weg.
  • De overheid staat in voor de zorg van iedereen met een beperking en niet alleen voor hoogdringende of grote zorgnood.
  • We gaan voor een vraaggestuurd beleid met een zorg- en assistentieplan op ieders maat. Voor elke beperking zijn er specifieke noden die aangepaste zorg vragen.
  • We willen dat het zwaartepunt van de financiering van de zorg blijft bij de zorgorganisaties en de betaling van opvangplaatsen. Geen vermarkting van de zorg.

De Vlaamse sectororganisaties berekenden in 2014 dat om de wachtlijsten voor allerlei zorg voor mensen met een beperking op te lossen, een budgetverhoging met 50% nodig was.

Het antwoord van CD&V-minister van Welzijn Jo Vandeurzen op dat protest was: de “persoonsvolgende financiering”. Zijn systeem zag het licht op 1 januari 2017. Sindsdien krijgen zorgorganisaties geen geld meer van de overheid, maar gaat dat geld rechtstreeks naar de mensen met een beperking. Zij krijgen een “rugzakje” waarmee ze zorg en ondersteuning moeten kopen op de markt. Ze moeten met hun voucher in de hand de zorg zoeken die ze nodig hebben: niet alleen de zorg in hun instelling, maar ook de hulp om te gaan winkelen of de ondersteuning bij een uitstap. Tot je rugzakje leeg is.

De zorginstellingen van hun kant moeten met elk van de zorgvragers gaan samenzitten om een overeenkomst te sluiten over de gewenste zorg en over het deel van het rugzakje dat de zorgvrager daaraan wil geven. Maar welke zorginstelling gaat nog mensen vast in dienst nemen als elk jaar opnieuw individuele overeenkomsten afgesloten moeten worden met zorgvragers? Het leidt regelrecht naar grotere onzekerheid, meer personeelsverloop, meer concurrentie tussen de instellingen.

Mensen met een beperking moeten eerst hun directe omgeving aanspreken voor wat heet: “de gebruikelijke zorg”. Pas daarna kunnen ze een beroep doen op het circuit van algemene zorg en dienstverlening: gezinshulp, poetsdiensten … Maar ook op die diensten wordt bespaard en ook daar zijn er wachtlijsten. En zo verzeil je van de ene wachtlijst op de andere.

Pas als het echt hoognodig is kan je de stap zetten naar professionele zorg in gespecialiseerde instellingen of dagcentra. De middelen zijn schaars, zegt de minister, dus wordt gespecialiseerde opvang voorbehouden voor personen met de hoogste ondersteuningsnood. Zorggarantie is er dan alleen voor wie de zelfzorg, de mantelzorg en het sociaal netwerk zijn “uitgeput”. Wil je de status van “prioritair te bemiddelen” toegekend krijgen, dan moeten je ouders en je familie hun eigen onvermogen om de nodige zorg te kunnen bieden in de verf zetten.

Minister Vandeurzen noemt dat “vermaatschappelijking van de zorg”. In de realiteit komt het neer op de boodschap: er is geen geld, trek uw plan. En in die realiteit staan vandaag in het rijke Vlaanderen bijna 20.000 mensen met een handicap te wachten op ondersteuning en assistentie. In die realiteit wachten gezinnen op de wachtlijst gemiddeld vier jaar op de toekenning van een persoonlijk assistentiebudget. In die realiteit blijft ook de structurele personeelsstop die de sector al dertig jaar teistert. En heel wat ouders zitten thuis met hun kind van plus-21 omdat er nergens plaats voor hen is. Vaak zijn het de mama’s die hun baan ervoor halveren of opgeven. Er is maar één conclusie mogelijk: er zijn permanente, structurele investeringen nodig in de uitbreiding van het aanbod.

Elke zorgbehoevende gaat nu een eigen oplossing zoeken. Her en der zetten ouders van kinderen met een beperking zich samen om uit te zoeken of ze zelf, met de financiële inhoud van de rugzakjes, een zorghuis voor hun kinderen kunnen oprichten. Voor een aantal kinderen met een beperking zal dat wellicht een oplossing bieden. Maar wat met gezinnen die te weinig kennis of te weinig centen hebben om zo’n initiatief te nemen? Welzijn met twee snelheden? De vermarkting en de concurrentie tussen huidige en nieuwe instellingen, tussen vergunde en niet-vergunde zorg loeren om de hoek.

Het kan en moet anders. Tegen 2025 moeten alle personen met een handicap een afdwingbaar recht hebben op toekenning van ondersteuning en assistentie. De wachtlijst met 20.000 wachtenden moet weg. We gaan voor een vraaggestuurd beleid met een zorg- en assistentieplan op ieders maat. Voor elke beperking zijn er specifieke noden die aangepaste zorg vragen. We willen dat het zwaartepunt van de financiering van de zorg blijft bij de zorgorganisaties en de betaling van opvangplaatsen. Wij willen geen vermarkting van de zorg.

We maken de nodige budgetten vrij om de inclusie te realiseren. Sectororganisaties zeggen terecht: “De volgende regering moet minstens dubbel zoveel investeren. Dat kost een halve straaljager.”

Twee. Aangepast werk voor mensen met een beperking

  • We verhogen de uitkeringen en tegemoetkomingen tot boven de Europese armoededrempel.
  • De integratietegemoetkoming is gebonden aan de beperking, ze mag niet afhankelijk zijn van het inkomen.
  • Personen met een handicap hebben het recht om te werken, met als eerste mogelijkheid een werkplaats in het reguliere circuit.
  • We hanteren quota: we willen 5% mensen met een beperking in de openbare sectoren en in de privébedrijven met meer dan 20 werknemers. We willen als eerste stap de wetgeving van 2009 over de handistreaming gerespecteerd zien.

Mensen met een beperking hebben een onvoorwaardelijk recht op een inkomen boven de Europese armoedegrens. Maar in België leeft 25% van hen onder die grens. Eén op de tien zegt zelfs elementaire voorzieningen zoals een verwarmde woning niet te kunnen betalen. Het inkomen is bepalend voor de zelfstandigheid. Hoeveel mensen met een beperking moeten niet bij hun ouders blijven omdat ze te weinig inkomsten hebben? We willen alle uitkeringen en tegemoetkomingen boven de Europese armoedegrens tillen.

Personen met een handicap hebben het recht om te werken. Ze hebben het recht zelf te kiezen welk werk ze doen en welke loopbaan ze willen doorlopen. Maar een job vinden ligt voor hen heel moeilijk. 43% werkt, tegenover 77% van de personen zonder beperking. Bovendien werken ze heel vaak deeltijds. Nochtans is 40% van de groep zonder job van mening een beroepsactiviteit te kunnen uitoefenen.

Het Koninklijk Besluit van 5 maart 2007 en de wetgeving van 13 mei 2009 met betrekking tot de handistreaming bepalen dat elke federale overheidsdienst personen met een handicap tewerkstelt ten belope van 3% van de banen. Maar vandaag staat het totaalcijfer op amper 1,3%. Wij willen dwingende maatregelen om de overheid te verplichten de wetgeving na te komen. We maken ook middelen vrij voor “redelijke aanpassingen” van werkplaatsen zodat het objectief gehaald wordt.

We willen de verplichting van “redelijke aanpassingen” van werkplaatsen ook laten respecteren door werkgevers, interimkantoren en tewerkstellingsorganismen. We willen meer informeren en sensibiliseren rond redelijke aanpassingen.

De commissie Diversiteit van de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen stelde in 2016 een Actielijst arbeidsbeperking 2020 op. Die lijst bevat 70 acties om personen met een arbeidsbeperking een baan te bezorgen. Maar een concreet doelcijfer van beloofde extra banen was daar niet bij. Er is dan ook nog maar weinig in huis gekomen van de lijst. De voorgestelde acties mogen geen dode letter blijven. We leggen dan ook een doelcijfer vast.

Er is ook de sociale economie, al moet de reguliere arbeidsmarkt de eerste mogelijkheid blijven. De sociale economie omvat maatwerkbedrijven en werking rond arbeidszorg, maar ook de lokale diensteneconomie, samen met alle lokale initiatieven. De sector biedt normale jobs aan met een normaal loon. Alleen is het werk aangepast aan de mogelijkheden van het personeel.

Drie. Inclusief wonen op maat

  • We ontwikkelen een gevarieerd en voldoende groot aanbod van diensten die het mogelijk maken dat mensen met een beperking zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen.
  • We zorgen voor volledige vergoeding voor apparaten en toestellen en voor de nodige aanpassingswerken om zelfstandig te wonen.
  • We financieren kleinschalige initiatieven van zelfstandig (al dan niet begeleid) wonen.
  • We passen meer sociale woningen aan voor mensen met een beperkte mobiliteit.
  • We bestraffen discriminatie tegenover mensen met een beperking op de private woonmarkt.
  • We bouwen bijkomende onthaalcentra en residenties voor mensen met een grote afhankelijkheid.

Elke persoon met een beperking moet kunnen kiezen wat haar of hem het beste ligt: hulp thuis, een residentiële dienst, begeleid zelfstandig wonen … Anno 2019 leven en verblijven tienduizenden personen met een handicap in gesegregeerde collectieve voorzieningen, samen met andere personen met een handicap die ze niet zelf kiezen. Door deze woonvorm worden ze beperkt in dagelijkse kleine en grote keuzes en vrijheden.

Mensen die overdag en/of ’s nachts in collectieve voorzieningen verblijven maar in een gewoon huis willen gaan wonen, kunnen dat niet zonder de zorg uit de voorzieningen kwijt te geraken. Ook mensen die in een gewoon huis leven, zien hun participatiekansen vaak beperkt door hun afhankelijkheid van diensten, vrijwilligers, familie en vrienden. Het ontbreekt aan een duidelijke planning voor deïnstitutionalisering, wat nochtans gevraagd wordt in artikel 19 van het VN-Verdrag.

We ontwikkelen een gevarieerd en voldoende groot aanbod van diensten die het mogelijk maken dat mensen met een beperking zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen. De woonproblematiek beperkt zich niet tot mensen in hoge zorgnood voor wie verblijf en opvang in een instelling of in een voorziening van begeleid wonen dikwijls de enige oplossing is. Binnen een ADL- cluster, een samenwerking tussen een vergunde zorgaanbieder en een sociale huisvestingsmaatschappij, kan je wonen in een aangepaste woning en beroep doen op praktische assistentie, 24u/24u. Dat aanbod breiden we uit. Hulpmiddelen zoals een lift, of woonaanpassingen moeten nog altijd deels betaald worden uit eigen inkomen. Dat is een drempel voor zelfstandig wonen.

Niet zelden zijn personen met een beperking het slachtoffer van verborgen of openlijke discriminatie op de huurmarkt, wegens hun beperkt inkomen. Ook het verwerven van een eigen huis verloopt soms moeilijker wegens een geweigerde schuldsaldoverzekering.

De kleinschalige kwaliteitsinitiatieven voor zelfstandig wonen die vaak worden opgezet door bemiddelde ouders of via crowdfunding, moeten ook kunnen genieten van een volledige collectieve financiering zodat er geen financiële drempels zijn voor wie minder geld heeft.