Een onderwijs dat iedereen laat schitteren
Zou het niet mooi zijn: een sterk onderwijs waarin alle leerlingen slagen? Daarvoor hebben we kwaliteitsscholen nodig die de sociale ongelijkheid tegengaan, toegankelijke scholen met gelijke kansen voor hen allemaal. Met kleinere klassen waar betere en gerichte begeleiding mogelijk is, met speciale ondersteuning voor leerlingen met leermoeilijkheden. Een school zonder vroegtijdige selectie. We willen een school die niet alleen dient om een vak te leren, maar die zorgt voor een hoogstaande, evenwichtige en algemene ontwikkeling. En die het mogelijk maakt voor iedereen die dat wenst hogere studies aan te vatten.
Een. Voor een toegankelijke school zonder financiële drempels
- Het kleuteronderwijs maken we volledig gratis, inclusief de voor-en nabewaking, schoolgerief en uitstappen.
- De maximumfactuur in het basisonderwijs verlagen we geleidelijk naar nul. In het secundair onderwijs voeren we er een in en verminderen die dan stelselmatig naar nul.
- We maken schoolzwemmen gratis voor alle jaren van de lagere school.
Studeren is een recht, geen voorrecht. Een simpele zin en zo waar! Ook in de Grondwet staat dat onderwijs gratis moet zijn. Toch maken we dat niet waar en heeft in de grote steden een op de drie gezinnen problemen om de schoolfacturen te betalen. Er zijn de kosten van voor- en nabewaking. Er is de boterhammentaks voor kinderen die hun lunchpakket in de schoolrefter opeten. Leerlingen moeten thuisblijven omdat de schooluitstap te veel kost. Er zijn ook leerlingen die een bepaalde studierichting niet kiezen omdat die te duur is. Ronduit gezegd: betalend onderwijs organiseert sociale segregatie in ons onderwijssysteem. De school moet gratis.
Gratis, dat nemen we breed op: niet alleen het inschrijvingsgeld, boeken, schoolgerief, vervoer waar nodig en de voor- en naschoolse opvang, maar ook pedagogische schoolactiviteiten zoals zwemmen, toneel, schooluitstap of bosklassen. Daar pleiten ook organisaties als de Gezinsbond, Test Aankoop en KAJ voor. Voor het kleuteronderwijs voeren we het werkelijk gratis onderwijs onmiddellijk in. In het lager onderwijs laten we de maximumfactuur stelselmatig dalen. In het middelbaar onderwijs voeren we ook een maximumfactuur in, die we dan in stappen afbouwen.
Gratis onderwijs neemt alle redenen weg voor een ongemakkelijke relatie tussen ouders en school. Ouders worden zonder financiële last betrokken bij het schoolgebeuren. Gratis onderwijs gaat de stigmatisering van “arme” leerlingen op school tegen. Elk kind kan zo op dezelfde manier van school genieten.
De scholen mogen de kost van deze maatregel niet dragen, het onderwijs heeft dan ook een grotere financiering nodig. De opdrachten worden complexer en nemen toe. Het is niet meer dan logisch dat ook de budgetten volgen. Maar de voorbije regeringen bouwden de budgetten af in plaats van op. Als je rekening houdt met de inflatie, zijn de werkingsmiddelen van het middelbaar onderwijs sinds 2008 met 6% gedaald. In het lager daalden ze in dezelfde periode zelfs met 11%. Er zijn dringend meer middelen nodig voor de infrastructuur en voor de werking van ons onderwijs.
Twee. Alle kinderen mee in het kleuter- en lager onderwijs
- We voeren de schoolplicht in vanaf 3 jaar.
- We volgen de evaluatie van gratis maaltijden in Waalse kleuterscholen en starten ook in Vlaanderen met gratis maaltijden.
- We zorgen voor kleinere klassen van maximum 15 leerlingen tot het tweede leerjaar en maximum 20 in de volgende jaren.
- We investeren in professionele en toegankelijke voor- en naschoolse opvang.
Hoe eerder een kind naar school gaat, hoe groter de slaagkansen. Wie pas in het eerste leerjaar naar school trekt, heeft vaak een achterstand ten opzichte van klasgenootjes. Daarom voeren we de schoolplicht in vanaf drie jaar. We zorgen daarbij voor een sensibiliseringscampagne, nemen drempelverlagende maatregelen en zetten brugfiguren in.
Elk kind is tot mooie dingen in staat, maar elk kind kan ook wat extra hulp gebruiken. Daarom moeten de klassen kleiner. Kinderen uit kleinere klassen in het lager onderwijs boeken een hogere leerwinst en behalen tot in het hoger onderwijs betere resultaten. Dat effect is het grootst bij kansarme leerlingen. Tot aan het tweede leerjaar willen we een klas daarom beperken tot maximum 15 leerlingen en daarna tot 20 leerlingen, ook in het middelbaar.
Nu de klassen alsmaar diverser worden en het aantal leerlingen met specifieke zorgnoden stijgt, groeit de nood om leerlingen op maat bij te staan. Als ze het moeilijk hebben met leerstof of vakken, vraagt dat nu en dan om twee leerkrachten voor de klas. In de klas krijgen ze dan meer invulling met leerstof die hen moeilijker ligt, zodat er echt begrip voor die leerstof ontstaat.
Zwemmen staat in de eindtermen van het lager onderwijs, maar schoolzwemmen is maar voor één leerjaar van het lager onderwijs gratis gemaakt. Veel leerlingen kunnen dan ook niet goed zwemmen. We maken zwemmen gratis voor alle jaren van het basisonderwijs en zorgen voor voldoende zweminfrastructuur.
Drie. Laat iedereen uitblinken in het middelbaar
- We gaan voor een veelzijdige basisvorming die grotendeels gemeenschappelijk is tot 16 jaar. In het vijfde middelbaar maken leerlingen hun verdere studiekeuze.
- Met investeringen en up-to-date lesmateriaal herwaarderen we de technische en beroepsrichtingen.
- We zetten in op de inclusie van leerlingen met verhoogde zorgnoden. We makende nodige middelen en mensen vrij om het M-decreet realistisch te maken.
- Om meertaligheid te bevorderen stimuleren we immersie-onderwijs, waarbij sommige vakken in een andere taal dan het Nederlands gegeven worden. In Brussel ijveren we voor tweetalig onderwijs.
Europees kampioen wiskunde, wereldkampioen sociale ongelijkheid: dat is de spreidstand die het Vlaamse onderwijs maakt. Nergens wordt je schoolloopbaan zo bepaald door je sociale afkomst als bij ons. In België kies je al op je twaalfde voor aso, kso, tso of bso. Nergens, behalve in Duitsland, is dat zo vroeg. De gevolgen zijn duidelijk: op de leeftijd van 15 zit driekwart van de kinderen uit de 10% rijkste gezinnen in het aso. Voor de groep van de 10% armste gezinnen is dat slechts een kind op de zeven. Want na de vroege opsplitsing volgt een “watervalsysteem”: leerlingen starten in het aso maar worden al snel met B-attesten naar tso en bso geduwd. Ook de opdeling in rijke en arme concentratiescholen en het vele zittenblijven, tweemaal zoveel als het OESO-gemiddelde, zorgen voor deze sociale kloof.
Om dat aan te pakken liet de Vlaamse regering de commissie-Monard een hervorming uitwerken waarin leerlingen voortaan in een “brede eerste graad” van het middelbaar een gelijklopend traject zouden volgen. Maar naarmate de N-VA gewicht kreeg, ging ze de hervorming onderuithalen. Zo kwam het dat de olifant een muis baarde. Van de beloftevolle hervorming is vrijwel niets meer terug te vinden in de “modernisering” van het secundair onderwijs die op 1 september 2019 van start gaat.
Het kan de N-VA niet schelen dat jaar na jaar het talent van zoveel leerlingen vergooid wordt omwille van het gezin waarin ze opgroeien. De N-VA wil topscholen voor de kinderen van de elite, de rest moet het doen met een basisopleiding. De dubbele contingentering – de sociale mix in scholen bevorderen door bij de inschrijving twee contingenten te hanteren: een groep van kansarme en een groep van kansrijke leerlingen – wees de N-VA af. Ook de SES-middelen, die ervoor zorgen dat alle leerlingen dezelfde mogelijkheden krijgen door speciale aandacht te geven aan kinderen uit kansarme gezinnen, wilde de N-VA afnemen en herverdelen onder alle scholen. Die partij beweert dat meer sociale gelijkheid leidt tot een “nivellering naar beneden”. De cijfers spreken dat tegen: landen met grote sociale gelijkheid in hun onderwijs scoren internationaal het best.
De Finnen zijn de kampioen inzake uitmuntende leerlingen én inzake het tegengaan van sociale segregatie. Hun geheim? De lange gemeenschappelijke stam. Tien jaar lang, van het eerste leerjaar tot het vierde middelbaar, volgen alle leerlingen een grotendeels gemeenschappelijke, brede en veelzijdige basisvorming van hoog niveau. Wie moeilijker mee kan wordt in de klas geholpen, wie vooruitloopt krijgt extra uitdagingen. Op die manier kunnen alle leerlingen proeven van uiteenlopende vakken en zo een weloverwogen keuze maken voor hun verdere studies. Die keuze hangt dan niet af van hun sociale herkomst maar van hun interesses en talenten. Dat willen wij van Finland overnemen.
De gemeenschappelijke stam staat ook voor een pedagogie die breed gaat: een “pedagogie voor hoofd, hart, handen en voeten”. De cognitieve vakken zijn belangrijk, jazeker. Maar evenzeer het “hart” van kinderen. Dat ontwikkel je door leerlingen gevoelig te maken voor rechtvaardigheid, diversiteit, de zorg voor anderen, het samenleven. En ziet het onderwijs het cultureel en artistiek talent dat elk kind in zich draagt niet over het hoofd? Leerlingen moeten ook hun technische vaardigheden kunnen ontdekken en ze moeten hun “handen” ontwikkelen. En jongeren horen ook meer te bewegen op school dan alleen twee uurtjes lichamelijke opvoeding. Als je al deze aspecten bundelt, stel je elke jongere, welk beroep hij of zij later ook zal uitoefenen, in staat de wereld in al zijn dimensies te begrijpen en te veranderen. In deze pedagogie geven we leerlingen ook meer inspraak, bij het schoolreglement bijvoorbeeld.
Ook de kosteloosheid van het onderwijs en de inzet van meer dan één leerkracht per klas zijn belangrijke hefbomen uit het Finse onderwijs die we in Vlaanderen willen invoeren. Samen geven deze hefbomen de mogelijkheid om de sociale kloof te overbruggen.
Voor leerlingen met een beperking of ontwikkelingsstoornis werd het buitengewoon onderwijs in het leven geroepen. Goed opgeleide leerkrachten zorgen er voor onderwijs op maat. Maar veel leerlingen met een beperking kunnen ook les volgen in het reguliere onderwijs. Die kans wordt hen al te veel ontzegd omdat de Vlaamse regering totaal onvoldoende middelen vrijmaakt om gewone scholen te steunen in dat inclusief onderwijs.
Met het M-decreet liep het dan ook helemaal mis. Minister Hilde Crevits lanceerde het decreet zonder coherent actieplan en zonder voldoende middelen voor aangepast lesmateriaal, voor de begeleiding, voor extra leerkrachten, voor opvolging bij de CLB’s enzovoort. Wat volgde was een stoet van zorgwekkende verhalen. Leerkrachten kregen extra werklast zonder dat ze daarin ondersteund werden en voor leerlingen was het een koude douche omdat ze niet op maat begeleid konden worden. Er moet meer geld komen en een globale visie om met het M-decreet inclusie waar te maken met respect voor leerlingen en leerkrachten. We integreren waar mogelijk het buitengewoon en regulier onderwijs op één campus.
Vier. Een plaats voor elke leerling
- We garanderen voor elke leerling een plaats op school en een leerkracht voor de klas. Dat vraagt om een dringende herfinanciering in mensen en gebouwen.
- Met een centraal aanmeldingsregister zorgen we ervoor dat elk kind kan kiezen voor een sociaal gemengde school in de buurt.
- We maken werk van de renovatie en nieuwbouw van scholen. We houden daarbij de sleutels in de handen van de overheid en stoppen de dure pps.
- We werken toe naar één pluralistisch openbaar onderwijsnet en stimuleren alles wat de samenwerking tussen de netten bevordert.
- Met de “brede school” stellen we schoolgebouwen buiten de lesuren ter beschikking van verenigingen. We stimuleren daarbij een aanbod van cultuur, sport en bijscholing.
In 2009 beslisten de Vlaamse regering-Peeters en minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke in zee te gaan met de privésector om het scholentekort aan te pakken. Scholen van Morgen, een financieel consortium voor de publiek-private samenwerking (pps), zou op vier jaar tijd voor 1 miljard euro 210 scholen gaan optrekken. Vandaag is het tien jaar later. De kostprijs is opgelopen tot 1,5 miljard en dat voor slechts 180 scholen. Nog altijd wachten heel wat directeurs op de oplevering van hun nieuwe schoolgebouw. En de scholen die er wel staan, zijn vaak niet helemaal gebouwd zoals afgesproken. Maar opmerkingen of niet, ze betalen dertig jaar lang een gebruikersvergoeding aan het consortium. Een dure grap. De lusten voor de privé, de lasten voor de samenleving. Zowat het volledige politieke spectrum, van N-VA, Open VLD en CD&V tot sp.a en Groen, blijft nochtans bij pps zweren.
Zeker, er is een tekort aan schoolgebouwen en veel scholen zijn aan renovatie toe. We willen scholen buiten de lesuren ook veilig toegankelijk maken voor verenigingen van de buurt en ze bijstellen voor het M-decreet. Daar zijn aanpassingen voor nodig. We investeren daarom verder in schoolinfrastructuur, maar niet langer via pps. We willen de schoolgebouwen in publieke handen houden.
Door het scholentekort, en omdat sommige scholen meer gegeerd zijn dan andere, gingen ouders voor de schoolpoort kamperen om zich te verzekeren van een plaatsje voor hun kind. De oplossing voor dat gedoe ligt voor de hand: laat ouders zich online registreren via een centraal aanmeldingsregister. Dan zijn de wachtrijen en dubbele inschrijvingen verleden tijd. Met de dubbele contingentering, waarmee we plaatsen vrijhouden voor leerlingen uit kwetsbare groepen, kan elke school een goede sociale mix verwerven. Maar de N-VA met haar elitaire onderwijsvisie ging weer stokken in de wielen steken. Het centraal aanmeldingsregister werd alleen verplicht voor scholen met capaciteitstekorten en in Brussel, Antwerpen en Gent. En de dubbele contingentering werd beperkt tot het basisonderwijs.
Wij willen voldoende scholen, we willen investeren in meer en goed gevormde leerkrachten, we laten alle scholen aansluiten bij het centraal aanmeldingsregister met dubbele contingentering en willen zo garanderen dat elk kind kan kiezen voor een sociaal gemengde school in de buurt.
Vijf. Genoeg mensen voor een onderwijs van topkwaliteit
- We hervormen de lerarenopleiding: in een uitgebreid traject reiken we meer algemene kennis aan, maar ook meer vaardigheid om les te geven in een grootstedelijk kader en in dat van het M-decreet.
- We bouwen de vervangingspool uit. Daar krijgen pas afgestudeerde leerkrachten werk- en loonzekerheid. Ze zijn inzetbaar als vervangingsleerkracht of om leerkrachten te ondersteunen.
- We geven vanaf 55 jaar de mogelijkheid het rustiger aan te doen, bijvoorbeeld door jonge collega’s te coachen. We nemen maatregelen voor een meer werkbare loopbaan.
- We zetten verder in op de zij-instroom van leerkrachten uit andere beroepen. We tellen de werkjaren van het vorige beroep mee voor de anciënniteit als leerkracht.
- Elke school krijgt een conciërge en onderhoudspersoneel in een vast statutair contract.
Op 1 januari 2019 waren er in Vlaanderen 1.400 leerkrachten tekort. Wij willen kleinere klassen, meer ondersteuning voor leerlingen, meer scholen. Dat vraagt nog veel extra leerkrachten. Toch geeft een op de vier startende leerkrachten er binnen de vijf jaar de brui aan. Dat ligt vooral aan de grote werkonzekerheid en aan een gebrek aan ondersteuning: een catch 22. Vorig onderwijsminister Pascal Smet schafte de mentor-uren waarmee jonge leerkrachten begeleid worden af.
Om jonge leerkrachten werkzekerheid en ondersteuning te bieden bouwen we een volwaardige vervangingspool uit. Een startende leerkracht zonder werk kan zich in de pool laten opnemen en heeft zo recht op werkzekerheid voor een volledig schooljaar en een loon voor 12 maanden. Tot 2005 bestond zo’n vervangingspool. Dankzij de druk vanonderwijsvakbonden en leraars is in 2018 weer een beperkte vervangingspool opgericht. Die willen we nu verder uitbreiden.
Leerkrachten uit de vervangingspool zijn meteen beschikbaar om zieke collega’s in de regio te vervangen en dan gaan minder lesuren verloren. Het is dan ook tergend dat de Vlaamse regering de vervanging van zieke leerkrachten in de twee weken voor een vakantieperiode blijft verbieden. Tussen twee vervangingsopdrachten in werken leerkrachten uit de pool in een ankerschool als hulpleerkracht of begeleiden ze huiswerkklassen. Op die manier is er werkzekerheid voor de leerkrachten en leszekerheid voor de leerlingen. Na vijf jaar heeft een leerkracht recht op een vaste benoeming.
Een enquête onder de derdejaarsstudenten van de lerarenopleiding aan tien Vlaamse hogescholen wees uit dat leraren in wording soms heel basale kennis missen. Jonge leerkrachten geven zelf ook aan dat ze amper voorbereid zijn op het lesgeven in een grootstedelijke context met een hoge diversiteit en sociale uitsluiting.
We verlengen de lerarenopleiding daarom in overleg met de onderwijsvakbonden tot vier à vijf jaar om te verzekeren dat leerkrachten een grote bagage bezitten en specialisten zijn in hun vak, maar ook om ze op te leiden om te gaan met de gevolgen van het M-decreet en met lesgeven in klassen in de grote steden.
We steunen de vraag van de onderwijsbonden naar een werkbare loopbaan. Volgens onderzoek werken leerkrachten in de lesweken gemiddeld bijna 50 uur. De schoolvakanties meegerekend komen ze aan een werkweek van net geen 40 uur. Toch wil de Vlaamse regering hen extra lesuren laten presteren. 30 tot 40% van de werktijd besteden leerkrachten aan administratie, organisatie en overleg. We willen dat ze zich meer op hun onderwijstaak kunnen concentreren. Leerkrachten ouder dan 55 geven we de mogelijkheid het als coach voor beginnende collega’s wat rustiger aan te doen.
Zes. Een hoger onderwijs gericht op de noden van de maatschappij
- We herfinancieren het hoger onderwijs tot 7.000 euro per student per jaar.
- We brengen het inschrijvingsgeld voor alle studenten terug naar 620 euro. Op termijn evolueren we naar een kosteloos hoger onderwijs.
- De samenwerking van universiteiten met privébedrijven wordt strikt omkaderd. We stoppen het opzetten van leerstoelen van privébedrijven aan universiteiten.
- We behouden in het hoger onderwijs een breed aanbod van maatschappelijk relevante richtingen en vakken.
In 2014 besliste de Vlaamse regering 800 miljoen euro te besparen op onderwijs, waarvan 400 miljoen in het hoger onderwijs. Minister Crevits besloot dat deels te compenseren door het inschrijvingsgeld met 270 euro op te trekken, een maatregel die in geen enkel verkiezingsprogramma was opgenomen. Een jaar later moesten aan Odisee Hogeschool drie keer meer studenten een spreidingsplan aanvragen om hun studiegeld te betalen. Wij brengen het inschrijvingsgeld terug tot 620 euro en trekken de financiering van het hoger onderwijs weer op. We willen op termijn evolueren naar een kosteloos hoger onderwijs zoals in Duitsland en in Scandinavische landen. Dat staat ook in het Pact van New York, dat ons land ondertekend heeft. Want als onderwijs een recht is, horen er geen financiële drempels te zijn.
De verhoging van het inschrijvingsgeld kon niet alle besparingen opvangen. De hogescholen en universiteiten kampen dan ook met een structureel tekort terwijl de studentenaantallen blijven stijgen. Dat legt een hoge druk op het onderwijzend en ondersteunend personeel: almaar meer werk met minder mensen. Docenten hebben minder tijd, studenten krijgen minder omkadering, lessen zijn minder goed voorbereid, studenten hebben minder kansen om vragen te stellen. Dat doet de slaagkansen dalen.
Met die structurele onderfinanciering maakt de overheid de weg vrij voor het rendementsdenken in universiteiten en hogescholen. Vakken verdwijnen omdat ze te weinig “return” opleveren. Universiteiten zoeken naar samenwerking met privébedrijven door leerstoelen op te richten. De VUB trok zelfs naar de beurs om haar werking te kunnen financieren. In dat rendementsdenken telt niet de meerwaarde voor de maatschappij maar de te boeken winst. Alsof alleen wat economisch rendabel is waardevol kan zijn voor de samenleving. Het hoger onderwijs moet een breed aanbod van maatschappelijk relevante richtingen en vakken hebben.
Om deze trend te stoppen zorgen we voor een degelijke financiering van het hoger onderwijs: 7.000 euro per student. Samenwerking met de privé wordt strikt omkaderd en we stoppen de praktijk van leerstoelen van bedrijven.
Zeven. Iedereen de kans geven te slagen aan de hogeschool of universiteit
- We stimuleren universiteiten en hogescholen om collectieve studeersessies te organiseren met daarbij gratis professionele studiebegeleiding.
- We voeren het vak Leren studeren in, in het eerste jaar van alle richtingen.
- We verhogen de omkadering van de studenten en de studiebegeleiding door pedagogische bureaus in elke faculteit.
- We houden de kost van cursussen, koten, vervoer, maaltijden, enzovoort binnen de perken.
- We kennen het recht op een studiebeurs automatisch toe.
De helft van de studenten haalt zijn bachelordiploma niet binnen de vijf jaar. Over de redenen daarvoor, en dus de remedies, lopen de meningen uiteen. “Wie gelijke kansen wil, moet durven selecteren”, klinkt het bij de Open Vld. “Het is een illusie dat hoger onderwijs zomaar voor iedereen haalbaar zou zijn”, zegt de N-VA. Groen meent dan weer dat de hoge uitvalpercentages “erop wijzen dat veel studenten een keuze maken voor hoger onderwijs dat niet bij hen past.”
Allemaal leggen ze de verantwoordelijkheid voor de hoge uitval bij de individuele student. Die had maar niet voor het hoger onderwijs moeten kiezen. De oplossingen die de rechtse partijen naar voor schuiven gaan allemaal in dezelfde richting: een strengere selectie aan de poort met toegangsproeven en hogere inschrijvingsgelden.
Het is duidelijk dat de een meer aanleg heeft voor een technische opleiding en de ander eerder is weggelegd voor hogere studies. Maar wordt er vandaag wel geselecteerd op basis van de talenten van onze jongeren? De vaststelling dat kinderen van lager geschoolde ouders of jongeren met een migratieachtergrond veel minder vaak aan het hoger onderwijs beginnen, doet anders vermoeden. Studenten die aanspraak maken op een studiebeurs, blijken bovendien veel lagere slaagpercentages te hebben dan hun studiegenoten die het financieel beter stellen. Veel meer dan je talenten bepaalt je portemonnee en je afkomst vandaag welke richting het uit gaat. Zo gaat een schat aan talent verloren.
Om alle talenten te kunnen ontplooien, moeten de drempels naar het hoger onderwijs niet naar omhoog, maar naar beneden. In de eerste plaats financieel. Bovenop het inschrijvingsgeld zijn er immers de kosten voor het kot, de cursussen, vervoer. En het wegvallen van het loon dat je zou krijgen als je zou gaan werken natuurlijk. Een jaar studeren kost vandaag een slordige 10.000 euro. Steeds meer studenten gaan dan ook tegelijk werken of doen een beroep op het OCMW. Om iedereen de kans te geven om het hoger onderwijs aan te vatten, zorgen we dat die studiekosten binnen de perken blijven en kennen we beurzen automatisch toe voor wie er recht op heeft.
Daarnaast is er het aspect van de studiebegeleiding. De overgang naar grote hoeveelheden leerstof is voor veel studenten moeilijk, vooral voor wie omwille van zijn of haar achtergrond al een achterstand heeft opgelopen. Selectie aan de poort selecteert niet alleen op talenten, maar ook op die voorgeschiedenis. Wij kiezen ervoor studenten te helpen de moeilijkheden te overwinnen. In het eerste jaar van alle richtingen voeren we het vak Leren studeren in. We organiseren op elke faculteit collectieve blokken, waar studenten samen kunnen studeren en beroep kunnen doen op studiehulp. We versterken de omkadering en studiebegeleiding en richten daarvoor per faculteit een pedagogisch centrum op. Het lage slaagpercentage is een collectief probleem en verdient dan ook collectieve oplossingen.