Een plan voor de sociale klimaatrevolutie

Nu veranderen, voor het klimaat alles verandert! Dat is de uitdaging waar we de komende jaren voor staan. Wij gaan voor de sociale klimaatrevolutie. Die is ambitieus en rechtvaardig. Ambitieus, met bindende doelstellingen en grootschalige investeringen om een duurzame toekomst te verzekeren. Rechtvaardig, zonder nieuwe groene taksen, zodat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Zo maken we van onze grootste uitdaging ook onze grootste kans voor een gezondere en meer sociale samenleving.

De uitdaging van de opwarming van de aarde is almaar dringender, ook voor België. Sinds industriëlen in de negentiende eeuw kolen, olie en gas ontdekten als goedkope energiebron zijn zij die fossiele brandstoffen almaar meer gaan bovenhalen en verbranden. De impact daarvan is rampzalig: temperaturen stijgen, weerpatronen veranderen, de zeespiegel stijgt. De zomer van 2018 was zo droog dat hij als een ramp voor de landbouwers erkend werd. Maar hij eindigde met ongezien hevige stortbuien. In heel de wereld was 2018 een jaar van extreem weer met verwoestende gevolgen: bosbranden boven de noordpoolcirkel en in Griekenland, hevige overstromingen en modderstromen in Japan, zware overstromingen in India…

Toch zijn er ook bij ons nog politici die het aandeel van de mens in de opwarming van de aarde in twijfel trekken. Volgens ex-staatssecretaris Theo Francken “kan je niet ontkennen dat er een debat bestaat over de oorzaken”. Hij heeft het smalend over een “nieuw politiek correct dogma” en verwijst welwillend naar de “uitgesproken ideeën” van de partij van Trump. De N-VA pleit voor “ecorealisme” en noemt de jongeren die opkomen voor een ambitieus klimaatbeleid “doemdenkers”.

Er zijn ook partijen die de ernst van klimaatverandering inzien, maar toch blindelings blijven vertrouwen in de markt om het probleem aan te pakken. Door maar te blijven zoeken naar uitwegen binnen het falende marktsysteem hebben ook politici ter linkerzijde ons vreselijk veel tijd doen verliezen. De vrijmaking van de energiemarkt, het emissiehandelssysteem, de eeuwige nadruk op de individuele verantwoordelijkheid… het is allemaal nefast geweest. Terwijl de burgers in actie komen voor het klimaat, blijft het grootbedrijf zijn zin doen en daalt de Belgische uitstoot met amper één procent per jaar.

In haar boek No Time schrijft Naomi Klein treffend: “Wat het klimaat vereist om instorting te voorkomen, is de inkrimping van het menselijk gebruik van grondstoffen. Wat ons economisch model vereist om instorting te voorkomen, is onbelemmerde expansie. Slechts één stel regels kan hier worden veranderd en dat zijn niet de wetten van de natuur.” Vergeet CO2 en steenkoolcentrales: de kern van het probleem ligt bij de verhoudingen in de maatschappelijke productie en consumptie, bij het kapitalisme met zijn kortetermijndenken, zijn concurrentielogica, zijn winst als mammon.

Er is dan ook geen enkele reden waarom de uitdaging van de klimaatverandering opgelost moet worden binnen het keurslijf van de markt. Integendeel. De markt heeft ons juist gebracht tot waar we nu staan. We hebben niet nog meer markt nodig. We hebben bindende normen voor de uitstoot van broeikasgassen nodig, die uitgaan van de klimaatwetenschap en oog hebben voor de sociale noden. We hebben een ecologische planning nodig.

België heeft alles in handen om een voortrekkersrol te spelen in de strijd voor een duurzame toekomst. Met de op een na grootste haven en de grootste petrochemische cluster van Europa op ons grondgebied, het dichtste spoorwegnet en een hoogopgeleide bevolking liggen de kansen voor het grijpen. Nu gaan voor ambitieuze klimaatactie kan van ons land een ecologische voortrekker maken. Het is ook de beste garantie op een economie die duurzaam voor kwaliteitsvolle banen kan zorgen.



Wat wij willen

Een. Klimaatneutraal in 2050, 60 procent minder uitstoot tegen 2030

  • We willen één minister die verantwoordelijk is voor één coherent klimaatbeleid. We maken de bevoegdheden inzake milieu, energie en klimaat opnieuw federaal.
  • Met een kaderwet leggen we de basis voor een ecologische, democratische en sociale planning op alle beleidsniveaus om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 tot nul te herleiden.
  • We richten een speciaal departement van het Planbureau op dat uitwerkt welke investeringen nodig zijn om jaar na jaar de uitstoot van broeikasgassen te doen dalen.
  • We richten de Klimaatinvesteringsbank op om de ecologische planning te financieren. De bank investeert elk jaar 5 miljard euro in openbaar vervoer, isolatie, onderzoek, hernieuwbare energie en andere hefbomen.
  • We voeren per sector bindende uitstootnormen in voor de grote uitstoters van broeikasgassen, in lijn met onze ambities. Dat vraagt om minstens 5 miljard private investeringen per jaar.
  • We zijn tegen een koolstoftaks. Dat is een inefficiënte en asociale maatregel.
  • Steden en gemeenten engageerden zich met de “burgemeestersconvenant” om de EU-doelstellingen op hun grondgebied te realiseren. We sporen ze aan hun ambities te verhogen en ook maatregelen te nemen voor de lokale industrie.
  • We verbieden publieke overheden te investeren in fossiele brandstoffen. Waar die nog gebeuren, trekken we het geld terug en investeren het in schone technologie.

De opwarming van de aarde dreigt helemaal uit de hand te lopen. Willen we haar beperken tot maximum 1,5 graad Celsius, dan mogen we tegen 2050 geen CO2 of andere broeikasgassen meer uitstoten. Om die doelstelling te halen horen we tegen 2030 al 60% minder uit te stoten dan in het jaar 1990. En dus niet 35%, zoals nu op tafel ligt. Anders krijgen we de opdracht nooit voor mekaar. Maar toen Marco Van Hees van de PVDA dat cijfer in de Kamer op tafel legde in de herfst van 2018, kreeg hij zelfs van de groene fractie de wind van voren. Doelstellingen aandragen voor een verre toekomst, daar hebben de regeringspartijen geen problemen mee. Maar strikt vastleggen waar we binnen 10 of 15 jaar willen staan, daar volgen alle partijen het directief van de grote werkgeversorganisaties Voka en BusinessEurope: vooral niets concreet vastleggen! De wetenschap is nochtans duidelijk: om de opwarming niet hoger te laten stijgen dan 1,5 graad, is een vertienvoudiging van de huidige inspanningen nodig. Nu. Ondertussen heeft het parlement, onder druk van de klimaatbetogingen, een resolutie gestemd met de vraag dat België zich aansluit bij de meest ambitieuze landen. Die vragen een reductie van de uitstoot met 55% tegen 2030 op Europese schaal. (Dat wil zeggen 48% voor België) Maar dat blijft onvoldoende en is ook nog helemaal niet concreet. 60 procent minder uitstoot tegen 2030 is een must.

Vandaag halen we de heel bescheiden doelstellingen van de Europese Unie niet. En die vertrekken zelfs niet van wat absoluut noodzakelijk is maar van wat mogelijk is binnen het beperkt kader van de markt. Volgens die richtlijnen zou ons land tegen 2020 15% minder broeikasgassen moeten uitstoten en tegen 2030 35%. Maar we zijn op koers naar minder dan 10% afbouw tegen 2020 en in Vlaanderen zelfs maar naar 5%. Dat is geen toeval. Zolang onze regeringen hardnekkig naar de markt blijven kijken om de klimaatcrisis op te lossen, geraken we dieper in de impasse.

Voor de 300 grootste bedrijven in België, die samen bijna 40 procent van de broeikasgassen uitstoten, blijven alle partijen vertrouwen op de emissiehandel. Met die handel kunnen bedrijven die meer uitstoten dan toegestaan, het verschil afkopen bij bedrijven die onder hun limiet bleven. Dat systeem heeft een nieuwe lucratieve handel geopend voor grote bedrijven en speculanten, maar het deed de uitstoot niet dalen. Het stapelde enorme overschotten op en het bouwt de hoge uitstootquota veel te traag af. De PVDA vroeg al herhaaldelijk om het systeem te vervangen door effectieve maatregelen, maar ving in het parlement telkens bot bij alle andere partijen. Als het over emissiehandel gaat, is de eensgezindheid oorverdovend.

In plaats van de emissiehandel aan te pakken, rekenen onze klimaatministers op de individuele verantwoordelijkheid van de burgers. Volgens Vlaams minister Joke Schauvliege vertegenwoordigt zij als overheid immers niets meer dan “de optelsom van ons collectieve gedrag”. De elf bekende Vlamingen die haar met de Klimaatzaak voor de rechter daagden, wierp ze de vraag voor de voeten of ze zelf wel schuldig durfden pleiten over hun keuzes. Het was een manoeuvre om de hand niet in eigen boezem te moeten steken. Van een coherent ambitieus beleid maakt ze geen werk. Gevolg: de uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen stijgt de laatste jaren opnieuw, in plaats van te dalen.

Onze regeringen hebben meer dan tien jaar kostbare tijd verspild door bij de emissiehandel te blijven zweren en weigeren hun verantwoordelijkheid op te nemen. Vandaag blijven de traditionele partijen hardnekkig bij nieuwe marktoplossingen zweren. Het laatste nieuwe wondermiddel? De koolstoftaks, een belasting op de uitstoot van broeikasgassen. Alweer een groene taks om je blauw aan te betalen. Zoals zoveel maatregelen uit de neoliberale gereedschapskist is de koolstoftaks minimaal, asociaal en ondoelmatig. Minimaal, omdat alleen de consumenten worden aangesproken, terwijl het de bedrijven zijn die bepalen wat en hoe er geproduceerd wordt. Asociaal, omdat het zo opnieuw de werkende mensen zijn die de rekening gepresenteerd krijgen. Volgens berekeningen van de PVDA zou het gaan om jaarlijks 270 euro per gezin, enkel en alleen voor energie. Het is wat de Gele Hesjes in Frankrijk terecht aankaartten toen president Macron een soortgelijke heffing probeerde in te voeren. De taks is ook een excuus om bindende uitstootnormen uit te stellen. Hij zou bovendien niet eens dienen om de ecologische transitie te financieren, maar voor een nieuw rondje kortingen op de bijdragen voor de sociale zekerheid. Net zoals de hogere accijnzen op diesel doodleuk gebruikt worden om het gat te dichten dat de taxshift heeft geslagen. Toch zijn alle partijen fan. In het parlement sprak alleen de PVDA zich uit tegen de invoering van de koolstoftaks.

Om de doelstellingen van 2030 en 2050 te halen, moet de samenleving in heel veel opzichten veranderen. Dat je dat met emissiehandel of een koolstoftaks als bij toverslag zou kunnen doen, is verlakkerij. Voorop moet een coherente visie staan op hoe we op velerlei vlak de dingen in de komende decennia grondig gaan veranderen. Er is een ecologische planning nodig, die ervoor zorgt dat deze omschakeling niet ten koste gaat van de koopkracht en die zorgt voor groene banen, degelijke huisvesting en beter openbaar vervoer. Zo geven we de mensen de mogelijkheid om duurzame keuzes te maken. Dat is sociaal en ambitieus.

De PVDA wil een wettelijk kader creëren voor het uitwerken van deze ecologische, democratische en sociale planning op alle niveaus. Dat doen we met een kaderwet, een wet met een brede inhoud die de grote principes en oriëntaties van de hervormingen definieert. In die kaderwet leggen we vast dat onze overheden verplicht zijn er alles aan te doen om zo snel mogelijk naar een klimaatneutrale samenleving te gaan en daar een concrete route voor uit te werken. De principes van een sociaal rechtvaardige transitie worden erin vastgelegd, net als de inspraak van de bevolking. Een speciaal departement van het Planbureau krijgt de taak deze ecologische planning verder uit te werken en concrete voorstellen te doen.

Het Planbureau rekende al voor dat het elk jaar minstens voor 10 miljard euro groene investeringen vraagt om in 2050 de klimaatneutraliteit te kunnen bereiken. Om onze transport- en energiesystemen om te vormen, om te investeren in energiebesparing en om onderzoek te doen naar nieuwe technieken. We richten daarom een publieke Klimaatinvesteringsbank op. Met goedkope kredieten investeert die jaarlijks 5 miljard euro in openbare projecten, in de isolatie van huizen, in hernieuwbare energie en in onderzoek en ontwikkeling.

We rekenen ook op 5 miljard investeringen per jaar in de privésector voor procesverbeteringen, groene investeringen en onderzoek en ontwikkeling. Om die doelstelling te kunnen halen, ruilen we de flexibele koolstofmarkt in voor bindende uitstootnormen, volgens het principe verplichting-controle. De grote vervuilers worden wettelijk verplicht jaarlijks stevige reducties te realiseren. De huidige administratie voor het emissiehandelssysteem controleert dat. Het spreekt daarbij voor zich dat deze reducties in België zelf gebeuren en niet via flexibele mechanismen in het buitenland, zoals dat vandaag vaak het geval is.

CO2 stopt niet aan de taalgrens. Klimaatverandering overstijgt gemeenschappen, gewesten, landen en continenten. Ze heeft een aanpak nodig op het hoogst mogelijke niveau. De versnippering van het klimaatbeleid in ons land is schadelijk. Ze verhindert dat we de troeven van de verschillende regio’s in ons land voluit kunnen inzetten binnen een gemeenschappelijke visie. Erger nog, ze zet de regio’s tegen elkaar op. Zeven jaar lang hebben onze vier klimaatministers gebakkeleid over de verdeling van de Europese 2020-doelstellingen over de verschillende gewesten, in plaats van samen ambitieuze maatregelen te nemen. We kiezen er daarom voor één coherent klimaatbeleid uit te werken onder één federale minister.

Bijna driekwart van de uitstoot van broeikasgassen in de wereld is afkomstig uit stedelijk gebied. De steden en gemeenten hebben dus een grote rol te spelen in het klimaatbeleid. Heel wat lokale overheden engageerden zich met de “burgemeestersconvenant” om op hun grondgebied de EU-doelstellingen na te streven: een reductie van 40% tegen 2030 en van 100% in 2050. Maar steden hebben troeven om al eerder dan in 2050 de uitstoot tot nul te herleiden. De “burgemeestersconvenant” betreft ook alleen bronnen die niet onder de Europese emissiehandel vallen. En zo ontspringt het grootbedrijf nog maar eens de dans. We stellen voor dat elke gemeente ook de zware industrie opneemt in haar plannen en de deadline voor klimaatneutraliteit naar voor schuift. We laten ons daarvoor inspireren door de Deense steden Kopenhagen, Aarhus en Sonderberg, die al in respectievelijk 2025, 2030 en 2029 klimaatneutraal willen zijn.

Twee. België trekt internationaal aan de kar

  • We willen dat België zelf een voortrekkersrol opneemt en ook andere landen stimuleert ambitieuze engagementen aan te gaan, waarbij de geïndustrialiseerde landen hun verantwoordelijkheid opnemen.
  • We gebruiken internationale verdragen als een hefboom voor een ambitieus klimaatbeleid. We treden niet toe tot verdragen zoals het TTIP, die verhinderen een ecologische politiek te voeren.
  • We willen dat ons land opkomt voor een internationaal moratorium op de zoektocht naar en de exploitatie van nieuwe bronnen van fossiele brandstoffen.
  • België trekt zich terug uit het Europese emissiehandelssysteem ETS. De bedrijven die er vandaag onder vallen, krijgen bindende uitstootnormen opgelegd.
  • België maakt jaarlijks 500 miljoen euro vrij voor het Groen Klimaatfonds. Dat helpt ontwikkelingslanden de groene omslag te maken en zich aan te passen aan het veranderende klimaat.

Terwijl onze ministers graag met de vinger naar andere landen wijzen om het niet over hun eigen verantwoordelijkheid te moeten hebben, blinken ze zelf niet bepaald uit in ambitie inzake de klimaatactie. Op de klimaattop eind 2018 in Katowice weigerde ons land toe te treden tot de High Ambition Coalition, een groep landen die oproept het tempo van de strijd tegen klimaatverandering te versnellen.

We willen dat België een voortrekkersrol opneemt in plaats van op de rem te staan. We vervellen binnen Europa van het achterblijvertje tot een vurige pleitbezorger van het aanscherpen van de nog veel te lage doelstellingen. We pleiten voor de afschaffing van het Europese emissiehandelssysteem en vervangen het door bindende normen. We gebruiken het afsluiten van internationale handelsverdragen als een hefboom voor globale klimaatactie: verdragen die er niet mee in lijn zijn, zoals het TTIP, ondertekenen we niet.

Op de internationale klimaatonderhandelingen trekken we samen met andere ambitieuze landen de kaart om ook op wereldvlak de doelstellingen van 2030 en 2050 te behalen. We gaan voor bindende klimaatakkoorden, met cijfers die in lijn zijn met wat nodig is om een duurzame toekomst te verzekeren. En we verdedigen het principe van de gedeelde maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid, waarbij geïndustrialiseerde landen hun historische verantwoordelijkheid nakomen. We pleiten op internationale klimaatonderhandelingen voor een moratorium op de zoektocht naar en de ontginning van nieuwe bronnen van fossiele brandstoffen.

We ijveren voor de onmiddellijke stopzetting van het weinig gekende ECT, het Energy Charter Treaty, een nefast internationaal verdrag dat zich voortdurend uitbreidt en dat de landen dreigt op te sluiten in een energiebeleid waarin de grote energieconcerns de plak zwaaien. Zo geeft het verdrag energiegiganten de macht staten te laten veroordelen wanneer zij nieuwe pijpleidingen of ontginningen blokkeren. Volgens een rapport van Corporate Europe Observatory uit 2018 zouden staten, waaronder veel West-Europese, daarbij veroordeeld zijn tot reusachtige schadevergoedingen van samen al 45 miljard euro aan multinationals en extreem rijke investeerders.

We willen dat België ook ernstige engagementen op zich neemt voor de internationale klimaatactie. We verhogen onze bijdrage aan het Groen Klimaatfonds, dat ontwikkelingslanden moet helpen klimaatverandering tegen te gaan en zich te wapenen tegen de gevolgen ervan, tot 500 miljoen euro per jaar. Dat geld halen we niet uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dat is internationaal zo afgesproken, al doet België het toch.