We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Applaudisseren voor coronahelden, maar hen tot 67 jaar doen werken, dat kan niet

Het pensioenluik in het regeerakkoord van de Vivaldi-coalitie bevat vooral veel liberale elementen, stelt PVDA-pensioenspecialist Kim De Witte vast. “De regering blijft de mening van de burger staalhard negeren.”

dinsdag 13 oktober 2020

Applaudisseren voor coronahelden, maar hen tot 67 jaar doen werken, dat kan niet

“Ik ben zopas 55 geworden en werk al 30 jaar in de zorg”, vertelt Gemma. “Ik heb artrose en peesontstekingen aan de lopende band, in mijn handen en schouders. Ik mag er niet aan denken dat ik dit tot mijn 67 moet doen.” Het is een van de vele reacties die ik binnenkrijg na het nieuws dat de regering het vervroegd pensioen voor zware beroepen van tafel veegt.

Aan de symbolische leeftijd van 67 wordt inderdaad niet geraakt”, vertelt formateur Paul Magnette (PS) aan De Standaard, “maar belangrijker is dat de werkelijke pensioenleeftijd niet verandert.” Met andere woorden: die 67 jaar is een symbool. In werkelijkheid zullen de meeste mensen een pak vroeger met pensioen kunnen gaan. De Zweedse regering (N-VA, Open Vld, CD&V, MR) verdedigde dezelfde mantra bij haar aantreden: “Slechts 1 op de 10 zal moeten werken tot 67 jaar”. Klopt dat? Neen, helemaal niet. Er zijn drie manieren om vroeger met pensioen te gaan. En die zijn alle drie strenger gemaakt of afgeschaft.

Wie geen 42 jaar gewerkt heeft, mag niet stoppen op 63 jaar. Zij of hij moet doordoen tot 64, 65 en binnenkort 66 of 67 jaar

De toegang tot het vervroegd pensioen is door de regering-Di Rupo met vijf jaar verlaat. De regering-Michel heeft daar nog twee jaar bijgedaan. In 2012 kon je met vervroegd pensioen na 35 gewerkte jaren. Vandaag moet je al 42 jaren op je loopbaanteller hebben staan. Een meerderheid van de vrouwen komt daar niet aan. Omdat vrouwen minder werken? Natuurlijk niet. Omdat zij nog steeds meer instaan voor huishoudelijke taken, zorg van kleine kinderen en opvang van bejaarde ouders. Gemiddeld komen vrouwen vandaag aan een loopbaan van 36 jaar. Wie geen 42 jaar gewerkt heeft, mag niet stoppen op 63 jaar. Zij of hij moet doordoen tot 64, 65 en binnenkort 66 of 67 jaar.

De tweede manier om vroeger met pensioen te kunnen gaan is het brugpensioen of SWT. De regering-Di Rupo haalde de leeftijden sterk omhoog en de regering-Michel voerde de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt in. Een zorgkundige die vandaag met brugpensioen gaat, krijgt morgen een sms met een nieuwe aanbieding, die hij of zij niet mag weigeren. De aantrekkelijkheid van het stelsel is volledig kapot gemaakt.

De derde manier om vroeger met pensioen te gaan, is de erkenning als zwaar beroep. De vorige regering deed daarover een plechtige belofte: er komt een bredere regeling omdat veel beroepen uiteraard te zwaar zijn om te werken tot 67 jaar. Die belofte wordt nu door de Vivaldi-coalitie van tafel geveegd. Veel mensen voelen zich dan ook twee keer gepakt: door de verkiezingsbelofte van de socialisten – sp.a stapt enkel in federale regering als pensioenleeftijd wordt verlaagd naar 65 jaar – en door woordbreuk van de liberalen en christendemocraten over de zware beroepen.

Pensioenakkoord Vivaldi: vooral blauw en weinig rood

Als we de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen over pensioenen erbij nemen, dan halen de liberalen – met twee ex-pensioenministers aan de onderhandelingstafel – veruit de meeste punten binnen. Er verandert niets aan het beleid van de Zweedse regering inzake langer werken. Integendeel, de lat wordt nog hoger gelegd: een activiteitsgraad van 80 procent tegen 2030. Dat lukt alleen als we “de activiteits- en werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers verder optrekken”, zegt het regeerakkoord.

Er komt een veralgemening van de bedrijfspensioenen: 3 procent van het brutoloon voor alle werknemers. Ook dat punt komt rechtstreeks uit het verkiezingsprogramma van Open Vld. Zoals we weten spijzen bedrijfspensioenen vooral de kassen van private verzekeraars. Zowat alle opbrengsten op de betaalde premies komen in hun zakken terecht, niet bij de werknemers. Deze pensioenen ondergraven bovendien de financiering van de wettelijke pensioenen, omdat de werkgevers er bijna geen sociale bijdragen op betalen.

De ‘correctiecoëfficiënt’ voor de pensioenen van zelfstandigen verdwijnt. Een derde punt rechtstreeks uit het programma van de liberalen. Deze coëfficiënt corrigeert de lagere sociale bijdragen van zelfstandigen. Voor elke euro die een werknemer bijdraagt, beperkt de inleg van de zelfstandige zich tot 70 eurocent. Ik pleit al jaren voor een beter pensioen van zelfstandigen, op voorwaarde dat de solidariteit tussen grote en kleine zelfstandigen hersteld wordt. Op het beroepsinkomen boven 88.000 euro betalen de groten nu geen sociale bijdragen. Hoe breder de schouders, hoe lager de lasten? Werknemers betalen bijdragen op een onbegrensd loon. Laten we dat voor zelfstandigen ook installeren en op die manier een beter pensioen financieren.

Een vierde punt betreft het minimumpensioen. De belofte van 1.500 euro vinden we ook in het pensioenprogramma van Open Vld. Maar niet netto en zeker niet na 40 gewerkte jaren. De Vivaldi-partijen bereikten een akkoord over deze afgezwakte versie: een bruto pensioen van 1.580 euro, pas in 2024 en na 45 gewerkte jaren. De inflatie over vier jaar tijd is groot. Bovendien komen negen op tien vrouwen nooit aan 45 gewerkte jaren. En 1.580 euro bruto is natuurlijk geen 1.500 euro netto. “We hadden in het regeerakkoord noch bruto noch netto moeten schrijven”, vertelt Paul Magnette aan De Standaard. “Daarom zeg ik voortaan: we verhogen de pensioenen met 20 procent bovenop de index. Dat is de grootste stijging ooit.”

20 procent, de grootste stijging ooit? We investeren jaarlijks bijna 50 miljard in onze pensioenen. De Vivaldi-coalitie wil dat budget verhogen met 2 miljard tegen 2024. Daar kan je de pensioenen toch nooit met 20 procent mee verhogen? Daar heb je 10 miljard voor nodig. Ook de minimumpensioenen gaan niet met 20 procent omhoog. Als we de inflatie wegnemen en de belofte van 1.580 euro bruto omrekenen naar netto, dan gaan de minimumpensioenen ongeveer met 75 euro omhoog. Dat is 5 à 10 procent erbij, geen 20 procent. Dat is ook niet de hoogste stijging ooit. De Zweedse regering verhoogde de minimumpensioenen voor werknemers met 143 euro en voor zelfstandigen met 205 euro. Dat was een grotere stijging dan de belofte van de regering-De Croo!

Een vijfde punt in het regeerakkoord, rechtstreeks afkomstig uit het pensioenprogramma van de liberalen, is de verdere afbraak van de gelijkgestelde periodes zoals werkloosheid, ziekte, ouderschapsverlof, tijdskrediet. Bepaalde van die periodes zullen niet meer meetellen voor de berekening van het minimumpensioen. In 2017 stond John Crombez en heel de sp.a – terecht – op de achterste poten toen de regering-Michel de gelijkgestelde periode voor oudere werklozen in vraag stelde. Vandaag staat een zelfde punt in het regeerakkoord.

Is er dan niets rood? Jawel, het minimumpensioen gaat verder omhoog. Elke euro erbij is een goede zaak. Onze eis van een minimumpensioen van 1.500 euro netto, gelanceerd exact drie jaar geleden, is vandaag opgenomen in het regeerakkoord. Maar als we de kleine lettertjes lezen dan is het een lege doos. Ook de pensioenbonus voor wie een hele lange loopbaan heeft – de andere rode ‘trofee’ – is helaas een lege doos. Want er staat geen enkel bedrag bij. De belofte is zo vaag dat ze zelfs niet voorkomt in de begroting. Maar er is één troost: wij zullen ons gevecht voor betere pensioenen verder zetten. Onze Burgerwet met bijna 180.000 handtekeningen terug op tafel leggen. En ervoor zorgen dat de lege dozen verder gevuld raken.

Gezocht: een regering die luistert naar haar bevolking

De pensioenkloof met onze buurlanden loopt op tot 50 procent. Werknemers met exact dezelfde loopbaan en hetzelfde loon krijgen in onze buurlanden tot 600 euro meer pensioen. Elke maand opnieuw. België investeert 10,5 procent van haar bbp in de wettelijke pensioenen. Denemarken, Zweden, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal investeren 12,5 tot 15 procent. Twintig tot vijftig procent méér.

Amper 26 procent van de Belgen wil werken tot zijn 65ste. Slechts een op de tien is bereid om na zijn 65ste nog wat voort te doen

Een meerderheid van de landen in Europa verplichten hun mensen niet om te werken tot 67: Oostenrijk, Zwitserland, Finland, Estland, Letland, Luxemburg, Portugal, en nog acht andere Europese landen hebben de 67 jaar nooit ingevoerd. Canada, Polen en Kroatië deden dat wel, maar hebben de beslissing ook weer ingetrokken. “Het was een simplistische maatregel die heel veel mensen in het ongeluk stort en niets oplost: geen extra banen voor jongeren, geen gezondere burgers en geen goede overdracht van ervaringen naar jongeren”, zei de Canadese premier Justin Trudeau.

De grote HR-dienstverlener Securex organiseert al vier jaar op rij een peiling over langer werken. Uit de laatste peiling blijkt dat amper 26 procent van de Belgen wil werken tot zijn 65ste. Slechts een op de tien is bereid om na zijn 65ste nog wat voort te doen. “We moeten stilaan besluiten dat mensen verplichten om langer te werken helemaal niet helpt”, zegt Securex. De resultaten blijven ongewijzigd, al vier jaar lang, ondanks de dagelijkse mantra’s van vergrijzingspredikanten in alle kranten. Hoe kan een regering zo’n duidelijke meerderheid staalhard blijven negeren?

We hebben de laagste pensioenen van West-Europa en zelfs die zouden onbetaalbaar zijn?

“Zonder langer werken worden de pensioenen onbetaalbaar”, beweerde kersvers premier en ex-pensioenminister Alexander De Croo in het parlementaire debat over het regeerakkoord. ‘Onbetaalbaar’, het toverwoord in de pensioenstrijd. We hebben de laagste pensioenen van West-Europa en zelfs die zouden onbetaalbaar zijn? De Studiecommissie voor de Vergrijzing berekent al twintig jaar de uitgaven voor de sociale zekerheid. In 2040 zouden wij 13,5 procent van ons bbp aan de pensioenen geven en in 2070 nog 13,3 procent. Met andere woorden, een pak minder dan tal van andere landen vandaag al spenderen.

Met de coronacrisis komen er natuurlijk ook nog andere uitgaven bij. De Vergrijzingscommissie berekent in haar laatste verslag alle uitgaven voor de sociale zekerheid. De totale uitgaven zouden met 2,8 procent van het bbp stijgen tegen 2025. Ter vergelijking: tijdens de vorige crisis, tussen 2008 en 2013, steeg het aandeel van de sociale zekerheid in het bbp met 3,8 procent. Volgens de vooruitzichten van de commissie was de financieel-economische crisis was dus een veel grotere ‘shock’ voor onze sociale zekerheid dan de coronacrisis zal worden.

Met het niet-gefinancierde deel van de taxshift konden we het minimumpensioen van 1.500 euro wél invoeren: netto, vandaag en na 40 gewerkte jaren

Is er dan geen enkel probleem? Toch wel. De inkomsten voor onze sociale zekerheid eroderen. De sociale bijdragen die werkgevers moeten betalen, gedragen zich als de poolkappen: ze smelten weg. Volgens het Planbureau lopen de vrijstellingen van werkgeversbijdragen op tot 16 miljard euro per jaar. De laatste grote vrijstelling was de taxshift van de regering-Michel. Zes miljard euro, waarvan de helft niet werd gefinancierd. Dat wil zeggen, drie miljard euro minder in de kassen van de sociale zekerheid. Elk jaar opnieuw. Met dat bedrag konden we het minimumpensioen van 1.500 euro wél invoeren: netto, vandaag en na 40 gewerkte jaren.

Deze patronale vrijstellingen – ‘lastenverlagingen’ in de liberale terminologie – werden niet omgezet in lagere prijzen van goederen en diensten. “Ze werden gebruikt om winstmarges op te krikken”, zegt de Nationale Bank. Gevolg: de uitkeringen voor aandeelhouders stijgen, samen met de vermogensongelijkheid.

De sociale zekerheid is en blijft perfect betaalbaar als we een deeltje van de grootste vermogens activeren en de productiviteit van arbeid terug omhoog krijgen

De sociale zekerheid is en blijft perfect betaalbaar als we een deeltje van de grootste vermogens activeren en de productiviteit van arbeid terug omhoog krijgen. De productiviteit van arbeid, dat is de belangrijkste factor om onze sociale zekerheid op termijn betaalbaar te houden, zegt econoom Gert Peersman (UGent). De productiviteit zal niet stijgen door ouderen en zieken langer te laten werken, integendeel. Zij zal wel stijgen door te investeren in onderwijs, openbaar vervoer, innovatie, en onderzoek en ontwikkeling. Zo krijgen we slimmere arbeidskrachten, minder files op onze wegen, een groen en betaalbaar energieplan. Een regering die luistert naar haar bevolking mobiliseert de samenleving rond zo’n projecten en laat haar mensen na een leven van intense arbeid genieten van wat welverdiende rust en vrijheid.