We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Bijzondere machten maken de weg vrij voor asociaal beleid

“Het gevaar is reëel dat de regering de bijzondere machten gebruikt om asociale maatregelen op te leggen aan de werkende klasse.” Dat zei PVDA-volksvertegenwoordiger Raoul Hedebouw toen in maart beslist werd dat de regering in lopende zaken een minderheidsregering met bijzondere machten zou worden. In de volgende maanden bleek dat die inderdaad aangewend werden voor een “shock-doctrine”: de crisis werd gebruikt om verregaande maatregelen door te voeren die daarna niet meer teruggedraaid worden.

woensdag 9 september 2020

Sinds dag één van de coronacrisis is de PVDA in woord en daad bezig om mee de strijd tegen het virus te voeren. Dankzij haar dokterspraktijken van Geneeskunde voor het Volk wist de partij precies hoe het beleid achterliep op wat er zich afspeelde op het terrein. Ze voelde hoe groot de nood was aan één duidelijk beleid en stelde zich daarom ook altijd constructief op. De PVDA reikte premier Wilmès meermaals de hand, om haar te vertellen wat er op het terrein leefde en mogelijke oplossingen te bespreken. Ze steunde ook volmondig alle maatregelen die nodig waren om het virus te overwinnen. Die uitgestoken hand werd genegeerd. De regering Wilmès wilde alleen samenwerken met de partijen die de bijzondere machten aan de regering steunden. Tien partijen, van Ecolo-Groen tot en met de N-VA, deden dat. Het Vlaams Belang onthield zich. Alleen die tien partijen mochten deelnemen aan de wekelijkse gesloten vergaderingen van de zogenaamde “superkern”. Daar werd besloten welke beslissingen men zou nemen.

Op 27 maart stemde de PVDA als enige partij tegen de bijzondere machten. Die maakten het mogelijk dat de regering zonder meerderheid en zonder discussie in het parlement beslissingen kon doorvoeren, de zogenaamde Koninklijke Besluiten (KB's). Op die manier werd het democratisch verkozen parlement buitenspel gezet en verschoof het politiek debat definitief naar de achterkamers.

Het statuut van gezondheidswerkers uithollen

De meest bekende miskleun die voortkwam uit de bijzondere machten, was de beslissing om het zorg- en verpleegkundig personeel te kunnen opvorderen (verplichten om te gaan werken tegen hun wil) en personeel zonder de nodige opleiding in te schakelen voor verpleegkundige taken. Deze beslissing werd goedgekeurd door alle partijen in de superkern, maar werd niet overlegd met de mensen op het terrein en de vakbonden.

Die vielen dan ook uit de lucht. Ze hadden al wekenlang het beste van zichzelf gegeven en onmenselijke uren geklopt. Ondanks het tekort aan middelen en de slechte loon- en arbeidsvoorwaarden was er geen haar op hun hoofd dat er aan dacht de handdoek in de ring te gooien. Er was geen enkele reden om hen op te vorderen.

Waarom deed de regering dan plots alsof zij opgevorderd moesten worden, op een moment dat de eerste piek duidelijk achter de rug was? De regering gaf hen het gevoel dat zij niet plichtbewust waren, terwijl het net de regeringspartijen zijn die al jaren besparen op de noodlijdende gezondheidssector. Dankzij de strijd van het ziekenhuispersoneel, dat aan het Sint-Pieters Ziekenhuis premier Wilmès letterlijk de rug toekeerde, werd deze beslissing teruggedraaid.

Ook de beslissing om personeel zonder de nodige opleiding in te zetten in de ziekenhuizen, zette kwaad bloed bij vakbonden en personeel. In plaats van te investeren, proberen de besparingspartijen al langer om de opleidingsvereisten voor verpleegkundigen en zorgpersoneel te verlagen, om zo de tekorten in de sector op te vangen. Door niet-opgeleid personeel in te schakelen voor zorgtaken, ging de regering nu verder dan ooit.

Deze maatregel was ook gevaarlijk. In de woonzorgcentra zagen we dat het personeel net méér opleiding en begeleiding nodig had, niet minder. Zonder de bijzondere machten was deze maatregel er duidelijk nooit gekomen. De strijdvaardige verpleeg- en zorgkundigen bewezen dat zelfs de bijzondere machten niet kunnen opboksen tegen goed georganiseerd sociaal verzet. Ook deze beslissing werd ingetrokken.

Deze twee maatregelen laten duidelijk zien hoe de regering gebruik maakte van de crisis om het statuut van het zorgpersoneel verder uit te hollen. Als deze maatregelen toch waren doorgevoerd, zouden de regeringspartijen een stevige voet tussen de deur hebben om later nog veel verder te gaan. Het zijn schoolvoorbeelden van “Shock-doctrine”: de crisis gebruiken om asociale maatregelen door te duwen (iets wat in “rustigere tijden” niet kan; maar die nadien permanent van toepassing blijven).

“In plaats van de democratie te beknotten, zou het niet beter zijn om haar te verruimen?”, zei Raoul Hedebouw dan ook. Dit conflict had vermeden kunnen worden als de regering haar oor te luisteren had gelegd op het terrein, als ze overlegd had met de zogenaamde “helden op het terrein” waar ze iedere avond voor klapte.

Bijzondere machten om de verlanglijst van de werkgevers uit te voeren

Al snel bleek dat de regering de situatie gebruikte om beslissingen te nemen die hoog op het verlanglijstje van de patronale organisaties lagen.

Eén van de eerste beslissingen die de regering nam, was het versoepelen van de arbeidswetgeving voor de land- en tuinbouwsector. De regering besliste om het aantal toegelaten arbeidsdagen voor seizoensarbeiders te verhogen van 65 naar 100. Het is belangrijk om ook in crisistijden de oogst te garanderen, maar daarvoor werd bij eerdere crisismomenten het leger ingeschakeld. Deze maatregel werd vlak voor de crisis al op tafel gelegd door de werkgeversorganisaties uit de sector en nadien door de Open Vld als wetsvoorstel op tafel gelegd. Nu werd dit via de bijzondere machten doorgevoerd. Waartoe dat zoal kan leiden, zagen we bijvoorbeeld in Nederland. Daar ging een aspergeboer zo ver om zijn Roemeense en Poolse arbeiders 42 dagen aan een stuk tot wel 14 uur te laten kloppen.

De situatie in de land- en tuinbouwsector werd bovendien aangewend om in één adem ook de arbeidswetgeving voor andere sectoren te versoepelen. Zo werd het mogelijk om maar liefst 220 “vrijwillige” overuren toe te staan in alle sectoren en om de beperkingen op (onbelaste) studentenarbeid tijdelijk volledig op te heffen. Deze maatregelen stonden niet enkel bovenaan op de verlanglijst van VOKA maar ook op die van de N-VA, die mee de lakens uitdeelde via de superkern. Het zijn maatregelen die op geen enkele manier bijdragen tot de strijd tegen het virus, maar alleen tegemoet komen aan wat werkgevers nodig achten om hun winsten te vergroten en de werkomstandigheden in hun belang te kneden.

Beleid op maat van de banken

Hoewel minister De Croo onder democratische druk aanvankelijk met de bankensector overeen was gekomen dat afbetalingen van hypothecaire leningen uitgesteld konden worden, werd uiteindelijk beslist dat de banken vrij zijn om al dan niet uitstel te geven. Er was ook helemaal geen sprake van uitstel zoals was afgesproken was. De uiteindelijke deadline om je volledige lening af te lossen, bleef vastliggen. De lening zou niet langer lopen, je moet nog altijd binnen de afgesproken termijn alles terugbetalen. Iemand die bijvoorbeeld zijn afbetalingen met zes maanden uitstelt, moet die zes maanden binnen het volgende jaar aflossen. De regering durfde dus lang niet zo doortastend te zijn tegenover de financiële sector als tegenover het zorgpersoneel.

Bijzondere macht ten koste van rechtstaat en privacy

Om de strijd tegen het coronavirus te winnen, kunnen tijdelijk bepaalde zeer ingrijpende maatregelen nodig. Om de lockdown te versoepelen, is het bijvoorbeeld belangrijk zo goed mogelijk besmettingen op te sporen, te testen en indien nodig te isoleren. Deze maatregelen druisen in tegen de democratische rechten van de burger en mogen enkel en alleen in crisissituaties genomen worden. Aangezien het nog niet duidelijk is wanneer er een vaccin ter beschikking komt, weet niemand hoe lang we deze maatregelen moeten volhouden.

Willen we dat onze democratische rechten deze lockdown overleven, is het dus broodnodig om de maatregelen zo correct mogelijk wettelijk te omkaderen. Daarom is extra democratische controle nodig, maar die werd buitenspel gezet toen de regering via de bijzondere machten een database voor contactonderzoek opzette waarin de privacy van de burger onvoldoende gegarandeerd werd.

Nog bedenkelijker was de beslissing om de federale coronamaatregelen te handhaven met GAS-boetes. Hardleerse overtreders sanctioneren is nodig, maar moet wel op een correcte manier gebeuren. De Gemeentelijke administratieve sancties (GAS) dienen enkel en alleen om lokale overtredingen te sanctioneren, maar werden plots gebruikt om federale maatregelen af te dwingen. De wettelijke basis daarvoor was op zijn zachtst gezegd twijfelachtig.
De meeste gemeenten gebruiken gewoon het klassieke systeem van minnelijke schikking, waarbij de burger meer mogelijkheden heeft om zich te verweren. Bij deze “gewone” boete is het de procureur die een eventuele procedure voor de rechtbank opstart. In het geval van een GAS-boete moet de betrokken burger de procedures voor zijn verdediging – eerst bij de GAS-ambtenaar, daarna mogelijk voor de rechtbank – zelf regelen. De gemeenten die wel besloten te werken met GAS-boetes hanteerden dus twee systemen naast elkaar. Welk soort boete je krijgt, hangt dan af van de agent die voor je hebt. Slechts een tiental gemeentes hebben gebruik gemaakt van GAS-boetes. Het systeem lijkt dus overbodig.
Bij het handhaven van uitzonderlijke maatregelen zoals we die nu zien, is vertrouwen cruciaal. Wanneer de bevolking het vertrouwen verliest in de verantwoordelijken voor het beleid, wordt het opvolgen van maatregelen moeilijk. Het scheppen van vertrouwen is dan ook een erg belangrijke opdracht. Die moet eerst volbracht worden, pas dan komen eventuele boetes.

Minister van Justitie Geens probeerde om in de chaos van de crisis een aantal hervormingen door te voeren die niet door de beugel konden. Zo maakte hij het mogelijk voor rechters om oordelen te vellen zonder de betrokken partijen fysiek te horen. Zij konden zich dus enkel op de schriftelijke dossiers van beide partijen baseren. Tijdens de coronacrisis is dat verdedigbaar, omdat op die manier het contact tussen mensen beperkt wordt.
Maar Geens probeerde om deze zogenaamde “schriftelijke procedure” permanent te maken, wat een grote besparing zou betekenen. Deze procedure bevoordeelt de partij met de duurste advocaten en ontneemt de zwakkere partij – bijvoorbeeld de werknemer – de kans om zijn argumenten uiteen te zetten voor een rechter. De menselijke kant van het verhaal komt op deze manier ook minder tot zijn recht, omdat de rechter de betrokken partijen niet in de ogen kan kijken en hun verhaal niet kan horen. Advocaten, rechters en magistraten gaven hun kritiek op deze ondemocratische beslissing, waarna ze werd teruggedraaid.

We kunnen dus concluderen dat de bijzondere machten gebruikt zijn om asociale en zelfs ondemocratische maatregelen door te voeren, zonder overleg of democratisch debat. We zien hoe crisissen aangewend kunnen worden om een beleid te voeren dat op veel vlakken indruist tegen de belangen van de bevolking. Een nuttige les voor de werkende klasse. We moeten er namelijk over waken dat het economisch herstelbeleid op maat van de werkende bevolking wordt gevoerd en niet op maat van het grootbedrijf.