Een woensdagochtend, 2018. Sarah komt op afspraak, ze komt zich inschrijven in onze groepspraktijk van Geneeskunde voor het Volk in Deurne. De reden? Ze is een van de 900.000 Belgen die gezondheidszorg uitstellen om financiële redenen. Sarah komt bij de praktijk aankloppen omdat ze dan zonder geld naar de huisarts kan. Sarah is een jonge dertiger, ongehuwd, en werkt als schoonmaakster in een school. Ze werkt er 35 uren per week. Geen eenvoudige zaak dus om financieel rond te komen.
Forfaitaire groepspraktijken, of wijkgezondheidscentra, zijn praktijken waar patiënten zonder geld naar de dokter kunnen. De praktijk krijgt via het ziekenfonds een vast (forfaitair) bedrag per ingeschreven patiënt, ongeacht hoe vaak de patiënt komt. De patiënt kan in de groepspraktijk terecht bij de huisarts, de verpleegkundige, de diëtist, de psycholoog ... Er wordt tussen de verschillende disciplines intens samengewerkt en zoveel mogelijk aan preventie gedaan.
Niet duurder, wel beter
Wijkgezondheidscentra werken vaak met patiënten die in moeilijke sociale en financiële omstandigheden leven, maar iedereen kan er terecht. Begin december 2017 bracht het InterMutualistisch Agentschap (IMA) een eigen studie uit naar de kost en de kwaliteit van de zorg in wijkgezondheidscentra. Het IMA vergeleek 50.000 patiënten die ingeschreven zijn in wijkgezondheidscentra met 50.000 patiënten uit het systeem van klassieke huisartsen per prestatie. Wat blijkt? De groepspraktijken zijn niet duurder voor de maatschappij, ze zijn gratis voor de patiënt en ze leveren bovendien kwalitatief betere zorg dan de prestatiegeneeskunde. Zo wordt er bijvoorbeeld minder vaak doorverwezen naar (dure) onderzoeken en specialisten.
Sarah heeft geluk: ze woont binnen het werkingsgebied van een wijkgezondheidscentrum en kan zich dus inschrijven. Woonde ze een paar kilometer verderop dan moesten we haar – net als zoveel anderen – weigeren. Deze weigeringen zijn dagelijkse realiteit aan het onthaal van de wijkgezondheidscentra.
Lang niet alle buurten hebben immers al hun eigen wijkgezondheidscentrum. In heel België zijn er momenteel zo'n 170. Onvoldoende om de 550 steden en gemeenten en de 11 miljoen inwoners van België te bedienen en iedereen keuze te geven om zich al dan niet in te schrijven in zo'n centrum. In een provincie als West-Vlaanderen was er tot eind 2016 zelfs nog geen enkel wijkgezondheidscentrum.
Het model van de toekomst
Voor de PVDA zijn wijkgezondheidscentra – zoals de groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk – het model van de toekomst. Uit een enquête bij armoede-organisaties door het Netwerk Tegen Armoede blijkt dat ze het stimuleren van wijkgezondheidscentra als een prioriteiten voor het beleid zien om iets te doen aan de ongelijkheid tussen rijk en arm. Door een stimulerend beleid te voeren moet het mogelijk zijn tegen 2025 1 miljoen mensen te laten verzorgen in een wijkgezondheidscentrum.
De PVDA wil dat geen enkele Sarah in dit land nog gezondheidszorg moet uitstellen om financiële redenen. En daarvoor zijn de wijkgezondheidscentra noodzakelijk in elke gemeente.
We gaan voor de uitbouw van wijkgezondheidscentra: medische huizen waar je zonder geld naar de huisarts kunt, zoals al 45 jaar het geval is bij Geneeskunde voor het Volk.