We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Anti-racisme

Onze samenleving is ondenkbaar zonder diversiteit. Van ons medisch personeel, zo belangrijk in de coronacrisis, heeft één op vijf een migratieachtergrond. Toch krijgen mensen omwille van hun huidskleur of migratieachtergrond nog steeds minder kansen op een job of woning door racisme en discriminatie. Gelijke rechten zijn nodig zodat iedereen volop kan deelnemen en bijdragen. Wij verwerpen de racistische verdeel-en-heers logica die mensen tegen elkaar opzet.

De werkende klasse is divers, zeker in de grote steden. Van het medisch personeel of de essentiële beroepen die ons recht hielden tijdens de covid-crisis heeft één op vijf roots in de migratie. Allemaal dragen we bij tot onze maatschappelijke rijkdom, en zijn we nodig om de maatschappij te doen draaien. Openbaar vervoer, ziekenhuizen en bedrijven zouden niet meer kunnen functioneren. Een samenleving zonder die diversiteit, onder collega’s, in onze scholen, in onze buurt, is gewoon ondenkbaar geworden. 

 

Mensen met roots in de migratie, of het nu gaat om nieuwkomers, of mensen die hier al vier generaties leven, lopen een beduidend groter risico op armoede, werkloosheid, laaggeschooldheid en slechte huisvesting. Voor wie een donkere huidskleur heeft of wiens naam op een andere afkomst hint, zijn racisme, discriminatie en structurele ongelijkheid een trieste realiteit. Daarom is het zo belangrijk dat overheden discriminatie actief opsporen en effectief bestraffen. Daarom bestrijden we alle vormen vanracisme, of het nu gaat over huidskleur, vermeende afkomst, of godsdienst (antisemitisme en islamofobie).

 

De laatste decennia zorgen demografische ontwikkelingen ervoor dat de samenstelling van de bevolking wijzigt. Gelijke rechten zijn de beste garantie dat iedereen de kans krijgt om deel te nemen en bij te dragen aan onze samenleving. Het is bewezen dat hoe sneller een land rechten geeft aan nieuwkomers, hoe sneller zij economische en sociaal bijdragen.

 

We zorgen voor voldoende jobs en voorzieningen, en voor een onderwijs op maat van alle kinderen, ongeacht hun herkomst of sociale afkomst. Wanneer mensen niet langer elkaars concurrenten zijn op een te krappe arbeids- of woningmarkt, is het gemakkelijker om samen de echte verantwoordelijken van onrecht en ongelijkheid aan te pakken.

Julienne poetst al 11 jaar in een hotel. Ze werkt via een onderaanneming van dat hotel. Het hotel heeft zelf ook nog enkele vaste poetsvrouwen rechtstreeks in dienst, die het werk van het poetspersoneel van de onderaannemingen overzien. Toen er een vacature open kwam te staan voor één van die vaste poetsjobs, solliciteerde Julienne. De poetscontracten van het hotel zelf betalen immers beter en bieden stabielere uurroosters. Maar ze greep naast de job. Julienne begreep niet goed waarom, want ze kent de job al jaren en doet die goed. Zij ontpopte zich tot de leidster van haar team. De persoon die wel werd aangeworven was echter, net als het meeste personeel van het hotel, van Belgische origine of van Spaanse of Italiaanse afkomst. In de ploeg van Julienne, heeft bijna iedereen roots in Afrika of Latijns-Amerika. Bij Julienne steekt dit. Ze vindt het onrechtvaardig. Ze vermoedt discriminatie, maar hoe bewijs je dat?

 

Julienne is niet alleen. In België is de sociale ongelijkheidskloof tussen werknemers met en zonder migratieachtergrond op de arbeidsmarkt één van de grootste van alle ontwikkelde landen. Deze etnische kloof is nog groter voor vrouwen. Die kloof wordt een beetje kleiner voor werknemers van de tweede, derde en vierde generatie, maar blijft bestaan. 

 

Een migratieachtergrond vermindert meetbaar je kansen op een sollicitatiegesprek of op een promotie. En dat ligt niet louter aan de opleiding. Ook gediplomeerde bachelors en masters met een migratieachtergrond hebben minder kansen om aan de bak te komen en botsen op een “glazen plafond”. Vaak werken werknemers met een migratieachtergrond ruim onder hun behaalde diploma, zo wijst onderzoek uit. 

 

Werknemers met een migratieachtergrond hebben minder vaak werk en hebben meer kans op een tijdelijk of interim contract. Werknemers met een migratieachtergrond blijven zo onderaan de maatschappelijke ladder steken. Dat wordt ook wel de “plakkende” werkvloer genoemd. Eenmaal ze in precaire banen terechtkomen, blijven ze daar kleven. Kinderen met migratieachtergrond hebben veel meer kans om op te groeien met werkzoekende ouders en in armoede. Dat vormt een rem op hun ontplooiing en maakt hen ook extra kwetsbaar voor uitbuiting.

 

Julienne en alle mensen die zich in haar situatie bevinden hebben recht op een eerlijke kans. Wat moet tellen, zijn immers de competenties van de mensen en niet hun huidskleur of afkomst. Daarom moeten we discriminatie de wereld uit helpen. We  verplichten bedrijven diversiteitsplannen uit te werken. We ondersteunen hen financieel en geven de VDAB de missie om hen daarin te begeleiden, net zoals in Brussel Actiris die opdracht kreeg.

 

Maar zelfs als we discriminatie volledig kunnen uitbannen, het glazen plafond breken en de kleverige vloer verwijderen, hebben we de ongelijkheidskloof nog niet opgelost. De hogere functies zullen diverser worden. Julienne zal doorstromen. Maar de tientallen Juliennes die aan lage lonen en in precaire arbeidsomstandigheden blijven werken, zijn daarmee niet geholpen. Het is niet voldoende het glazen plafond te breken, of de vloer minder plakkerig te maken. De hele vloer moet omhoog! Want - in de woorden van Martin Luther King, de beroemde Amerikaanse burgerrechtenleider: “Economische ongelijkheid is de tweelingbroer van raciale discriminatie”. 

 

Daarom koppelde Martin Luther King ook de eis voor meer jobs aan de eis voor gelijke rechten. Zolang er te weinig jobs zijn, te weinig kwaliteitsvolle woningen, onderhouden we enkel de concurrentie tussen mensen. De wrevel over lange wachtlijsten voor een sociale woning wordt uitgebuit door de (extreem-)rechtse partijen om racisme te voeden: “ze nemen jouw plaats in”. Zelfs indien raciale discriminatie uitgebannen is, zal de concurrentie andere vormen van verdeling voeden. Zolang er te weinig betaalbare of sociale woningen en te weinig degelijke jobs zijn, zullen gelijke kansen zich beperken tot gelijke kansen op lange wachtlijsten, of gelijke kansen op werkloosheid. En zolang er tekorten zijn, zelfs indien er geen discriminatie meer bij te pas komt, zal de racistische verdeel-en-heers die tekorten racistisch blijven uitbuiten. 

 

Het gaat natuurlijk ook niet enkel om meer jobs of meer huizen. Maar ook om meer degelijke jobs. De laatste jaren kwamen verhalen aan het licht over moderne slavernij. In de haven van Antwerpen was er in de zomer van 2022 het Borealis-schandaal. Geschoolde Bengaalse, Nepalese en Turkse lassers werden door een systeem van onderaannemers van multinational Borealis uitgebuit aan armoedelonen. Daarom bekampen we ook sociale dumping en de uitbuiting die daarmee gepaard gaat. We verdedigen het principe van gelijk loon voor gelijk werk. Dat beschermt alle werknemers tegen uitbuiting. We steunen daarom ook de verenigingen van fietskoeriers en de vakbonden die strijden tegen multinationals als Uber, PostNL of Deliveroo, die (schijn)zelfstandigen uitbuiten.

Het is geen toeval dat de slachtoffers van moderne slavernij vaak werknemers met migratieachtergrond zijn. Discriminatie en de etnische kloof ontzeggen hen toegang tot de betere jobs, waardoor ze vaak niet veel anders kunnen dan slechte arbeidersomstandigheden te aanvaarden. Nieuwkomers hebben het nog moeilijker. Werknemers zonder geldige verblijfsdocumenten zijn al helemaal overgeleverd aan de willekeur van huisjesmelkers en malafide onderaannemers. Hoe minder rechten werknemers hebben, hoe kwetsbaarder ze zijn voor uitbuiting. Zoals Mohammed die het Brusselse metrostation Kunst-Wet renoveerde in levensgevaarlijke werkomstandigheden of Joaquin die aan het Justitiepaleis  werkte aan een hongerloon. Daarom steunen we ook de vakbonden die die uitbuiting aankaarten en ijveren voor een betere bescherming van deze werknemers. 

 

Gelijke rechten zijn niet alleen nodig om mensen te beschermen en hun kansen te bieden om volop deel te nemen aan onze samenleving. Gelijke rechten zijn ook nodig opdat iedereen volop kan bijdragen aan onze maatschappij. Onze samenleving verliest immers door niet iedereen gelijke rechten te geven. We verspillen menselijk talent, zoals Nasir, die als ingenieur geen job vond, en nu taxichauffeur is. Hoeveel leerkrachten, verplegers, architecten, techniekers en dokters verliezen we daardoor niet? De laatste decennia is het aantal inwoners met een migratieachtergrond sterk gestegen. In de grote steden hebben vandaag bijna de helft van de inwoners roots uit de migratie. Deze superdiversiteit kan grote troeven inhouden, indien iedereen dankzij gelijke rechten de kansen krijgt om deel te nemen en bij te dragen. Internationale studies tonen aan dat migratie een positieve bijdrage heeft aan onze maatschappij: economisch, maar ook door verjonging, dynamiek en  vernieuwing. Zo zorgden nieuwkomers de voorbije jaren voor 3,5 procent extra economische groei in België. In landen waar migranten sneller en meer rechten hebben, is hun integratie in lokale gemeenschappen beter en hun economische en culturele bijdrage groter. Kortom, gelijke rechten: daar wint de hele samenleving bij.

 

Maar die rechten komen zwaar onder druk te staan. Ze worden steeds meer voorwaardelijk. Rechtse politici van N-VA en VB willen zelfs nog verder gaan. Ze verkondigen luid dat ze de internationale verdragen inzake de mensenrechten, het vluchtelingenasiel en antiracisme op de helling willen zetten. In hun discours trekken ze ook centrumpartijen en zelfs Vooruit mee. Rechten worden daardoor uitgehold, en specifiek de rechten van mensen met migratieachtergrond. De Vlaamse regering besliste bijvoorbeeld dat je enkel toegang hebt tot de Vlaamse Sociale Bescherming na 10 jaar op het grondgebied te wonen en op voorwaarde dat je de inburgeringscursus hebt gevolgd. Maar gedurende die 10 jaar betaal je wel al je bijdrage. Het Grondwettelijk Hof schoot die maatregel aan flarden. De vorige Vlaamse regering maakte het mogelijk om de toegang tot sociale woningen te onderwerpen aan taalvoorwaarden en stelde dat je minstens 5 van de laatste tien jaar onafgebroken op het grondgebied diende te wonen om op de wachtlijst voor een sociale woning aanvaard te worden (“lokale binding”). 44 gemeenten gingen zover om er voor te zorgen dat je in de gemeente geboren dient te zijn om toegang te hebben tot een sociale woning. Op die manier duw je een kwetsbare groep nog meer de dieperik in. Dat geldt niet alleen voor mensen met migratieachtergrond, maar ook voor autochtone kansarmen die vaker verhuizen en dus ook slachtoffer worden van dit soort regels. Zo maak je ze allen kwetsbaarder voor huisjesmelkers. We steunen de acties van de middenveldcoalitie ‘Iedereen beschermd’, die een rechtszaak indiende voor het Grondwettelijk Hof tegen de beslissing over de Vlaamse Sociale Bescherming. Grondrechten moeten immers onvoorwaardelijk gewaarborgd zijn. Wij komen op voor het respecteren van de internationale verdragen zoals het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

 

Met dit soort beleid wil een deel van het establishment de boodschap verspreiden dat het gebrek aan sociale woningen (of werk, schoolplaatsen, of kinderopvang), er kwam vanwege de aanwezigheid van nieuwe landgenoten. Hiermee proberen ze de aandacht af te leiden van hun eigen verantwoordelijkheid: namelijk de jarenlange onderinvesteringen in sociale voorzieningen, onderwijs, of werkgelegenheid. 

 

Wij aanvaarden niet dat mensen veroordeeld worden om te leven als tweederangsburgers. Daarom zijn we ook van mening dat de Belgische nationaliteit van kinderen die in België geboren zijn of die in België opgegroeid zijn en van alle burgers met de dubbele nationaliteit niet mag afgenomen worden. Tijdens de coronacrisis konden Belgische burgers met de dubbele nationaliteit bovendien ook niet op dezelfde steun en consulaire hulp rekenen als andere Belgen. Wij verzetten ons eveneens tegen de ‘Deportatiewet’. Die wet bepaalt dat mensen met een andere nationaliteit die hier geboren zijn of in België kwamen wonen voor hun 12 jaar, toch uitgewezen kunnen worden op basis van vage redenen van verstoring van de openbare orde of de nationale veiligheid. Natuurlijk moeten personen die misdrijven plegen berecht worden. Maar het kan niet dat wanneer je hier geboren en getogen bent en al heel je leven legaal in België verblijft, je naast strafrechtelijke vervolging ook een verbanning riskeert. Dat komt neer op een dubbele straf.

 

We willen een samenleving waarin niemand tweederangsburger is. Waarin de overheid alle burgers beschermt door volwaardige rechten toe te kennen en waarin de overheid ook actie onderneemt als die rechten worden aangetast. 

Samira is een jonge, hooggeschoolde Brusselse leerkracht Frans. Ze scrolde door de vacatures, op zoek naar een positie voor het volgende schooljaar. Ze besloot haar CV te sturen naar een aantal scholen die vacatures hadden. Van weinigen kreeg ze een antwoord. Van een aantal wel: “we hebben al iemand gevonden”. Dat had ze al vaak gehoord. En ja, soms vermoedde ze dat er sprake was van discriminatie, maar hoe bewijs je dat? Die dag viel één antwoord haar op. Een eliteschool had immers diezelfde ochtend de vacature nog hernieuwd op de site. Het zou straf zijn dat ze op een halve dag kandidaten hadden gezien en aanvaard. Dit keer wilde Samira zekerheid over haar vermoeden van discriminatie. Dus stuurde ze nog een CV naar diezelfde school, maar deze keer onder de naam van Cecile, en voegde er de foto aan toe van een blonde vrouw. Ze veranderde nog één ding aan haar CV: ze schrapte enkele van haar opleidingen en ervaringen. Cecile kreeg diezelfde dag nog een antwoord per mail, en werd gebeld voor een afspraak nog diezelfde dag. Zo bewees Samira/Cecile dat er wel degelijk sprake was van een verschillende behandeling, van discriminatie. Zo kon ze haar gelijk halen met de klacht die ze indiende.

 

Discriminatie op basis van achtergrond, vermeende afkomst of godsdienst is wettelijk verboden. Maar we moeten vaststellen dat onze overheden de toepassing van deze wet nauwelijks controleren. De pakkans voor discriminerende bedrijven is nul komma nul. Overheden laten het over aan burgers zoals Samira en het middenveld om discriminatie te bewijzen en klacht neer te leggen. Maar ze maken het bovendien moeilijk door de resultaten van praktijktesten niet wettelijk als bewijsmateriaal te aanvaarden in rechtszaken. Er wordt géén prioriteit gegeven aan het onderzoeken en vervolgen van discriminatie, waardoor het bijna nooit komt tot rechtszaken of veroordelingen. Als er straffen zijn, zijn ze zo licht dat ze nauwelijks ontradend zijn. 

 

Dat is alsof de overheid het aan jou zou overlaten om te bewijzen dat jouw voedselvergiftiging aan dat ene restaurant lag. Dat is gewoon onmogelijk. Daarom garandeert de overheid de voedselveiligheid van haar burgers door zelf proactief en systematische voedselcontroles te organiseren. Op dezelfde manier zou de overheid proactief en systematisch bedrijven en immobiliënkantoren moeten controleren om te zien of ze iedereen een gelijke behandeling geven. 

 

Discriminatie mag niet langer onbestraft gelaten worden. Daarom moeten overheden door hun inspectiediensten proactieve en systematische praktijktesten laten uitvoeren. Een praktijktest is wat Samira heeft gedaan. Een praktijktest meet een ongelijke behandeling tussen twee personen met een gelijkaardig profiel bij bijvoorbeeld de sollicitatie voor een vacature. Enkel hun huidskleur verschilt of één van de twee heeft een naam die op een migratieachtergrond hint. Indien de “autochtone” kandidaat telkens wel uitgenodigd wordt voor een sollicitatiegesprek, terwijl de andere kandidaat niet mag komen, is dat een bewijs van discriminatie. Zulke testen kunnen er ook komen in de strijd tegen discriminatie op de woonmarkt, in het onderwijs, de gezondheidszorg en het uitgaansleven.

 

Overheden moeten hun inspectiediensten voluit de wettelijke mogelijkheid en de middelen geven om die praktijktesten toe te passen, zoals de middenveldcoalitie “PraktijktestenNu” daar al jaren voor pleit. Die strijd levert langzaamaan resultaat op, ondanks grote weerstand van bedrijfsleiders die zich beroepen op de vrijheid van ondernemen om te mogen discrimineren, hierin gesteund door rechtse partijen. De Vlaamse inspectiediensten kreeg wel nog steeds niet de wettelijke mogelijkheid om praktijktesten uit te voeren om discriminatie op de arbeidsmarkt vast te stellen. In Wallonië is er eindelijk wetgeving in de maak die praktijktesten mogelijk maakt op de huurmarkt, maar nog niet voor de arbeidsmarkt. De federale overheid voorziet wel praktijktesten voor discriminatie op de arbeidsmarkt, maar de voorwaarden om die te mogen toepassen zijn zo strikt dat er tussen 2018, het jaar van de invoering, en 2020 minder dan tien zijn uitgevoerd. De voorwaarden werden in 2022 iets versoepeld, maar dat zal hoogstwaarschijnlijk het aantal effectief uitgevoerde praktijktesten nauwelijks verhogen als de middelen niet volgen. 

 

Dat blijkt ook uit de ervaring in Brussel, waar de inspectiediensten al in 2017 de toestemming kregen om praktijktesten uit te voeren. Er kwam schot in de zaak dankzij de media-aandacht voor Samira-Cécile in 2016. Daarop diende de PVDA een voorstel van ordonnantie in (een ordonnantie is een Brusselse wet): de praktijktesten moesten er komen. Onder druk van de middenveldcoalitie PraktijktestenNu keurde het Brussels parlement in oktober 2017 een ordonnantie goed. Het middenveld werd echter uitgesloten van de mogelijkheid om controles uit te voeren. In de jaren nadien bleek dat de goedgekeurde ordonnantie een stap vooruit was, maar onvoldoende om de strijd tegen discriminatie bij het zoeken naar werk te winnen. In vijf jaar tijd werden amper 5 praktijktesten uitgevoerd. De nieuwe ordonnantie versoepelt de voorwaarden iets meer, maar blijft fundamenteel in de logica van reactieve praktijktesten: enkel als er al aanwijzingen zijn van discriminatie mag een praktijktest. 

 

Proactieve praktijktesten zijn nodig. Je moet niet wachten tot er een klacht is om de pakkans te verhogen. Dan is het al te laat. Zolang dit op federaal niveau niet geregeld wordt voor alle competenties, ook op gewestelijk niveau, zou het zelfs kunnen dat de Brusselse praktijktesten zich moeten beperken tot enkele sectoren in de arbeidsmarkt, zoals interimkantoren of de dienstensector. De uitdaging blijft dus om praktijktesten proactief en systematisch uit te voeren, massaal, zodat de pakkans werkelijk stijgt. Daarbij is het echt nodig om praktijktesten te laten aanvaarden als bewijs in rechtszaken zoals dit al het geval is in Frankrijk sinds 2000 en wettelijk bevestigd werd in 2006. Ook indien de praktijktesten uitgevoerd zijn door een middenveldorganisatie 

 

De Stad Gent voerde al drie golven academische praktijktesten uit op de huurmarkt. Ondanks preventie en vorming blijft een harde kern van verhuurders discrimineren. Dit toont de noodzaak aan van juridische praktijktesten die ook leiden tot effectieve en proportionele straffen. Dat betekent: zwaar genoeg om een gedragsverandering af te dwingen, en dus zwaardere sancties en boetes voor grote immokantoren dan voor de kleine huisbaas. De Gentse ervaring toont ook aan dat de discriminatie zich verplaatst van de eerste contactname (bijvoorbeeld via mail), naar latere fases in het selectieproces (bezoek toezeggen, en uiteindelijke toekenning). Dat wil zeggen dat praktijktesten die verschillende fases moeten testen, en niet enkel beperkt mogen worden tot de eerste fase van contactname (die gemakkelijker getest kan worden met een mail of telefoontje). Tot slot zullen statistische methodes nodig zijn zoals data-mining om voor grote immo-kantoren discriminatie vast te stellen over het gehele selectieproces.

 

Daarnaast zal het ook nodig zijn om alle discriminerende wetten en reglementen te schrappen, zoals de hoofddoekverboden in de openbare diensten en privébedrijven. Die vormen immers een discriminatie bij de tewerkstelling. Werknemers moeten beoordeeld worden op basis van hun competenties en werkhouding, niet op hun afkomst of wat ze op hun hoofd dragen. De voorstanders van de verboden schermen met het argument van de emancipatie van de vrouw. Maar vrouwen die actief zijn in de samenleving en een eigen inkomen hebben door werk, is dat niet de beste garantie voor emancipatie? Andere voorstanders halen het argument van de neutraliteit aan. Maar dat argument geldt ook voor het personeel: we verwachten dat de overheid en de werkgevers respect opbrengen voor ieders persoonlijke overtuiging. Elke klant heeft inderdaad recht op neutraliteit en een gelijke behandeling. Maar voor ons moet die neutraliteit afgemeten worden aan daden, aan het uitvoeren van de job. Wat iemand draagt, doet er toch niet toe? In Mechelen en Gent is het wel toegestaan om een hoofddoek te dragen, daar heeft de dienstverlening of neutraliteit toch ook niet onder geleden?

 

Het zal echter niet voldoende zijn om de huidige en toekomstige discriminaties weg te werken. Er zal meer nodig zijn om de bestaande etnische kloof op de arbeidsmarkt weg te werken. Daarom is het tijd voor bindende positieve acties om de historische ongelijkheid van achtergestelde groepen weg te werken. De mogelijkheid voor positieve acties wordt nu al door de wet voorzien. Maar positieve acties worden echter niet gestimuleerd, noch verplicht of ondersteund door middelen, waardoor ze grotendeels dode letter blijven. Er is nog steeds geen Koninklijk Besluit om positieve acties in openbare diensten mogelijk te maken. Ook het nationale actieplan tegen racisme blijft zo steken in intenties. Terwijl positieve acties echt wel werken. Het toenmalige Minderhedenforum (nu LEVL) publiceerde lang geleden het rapport “Tijd voor positieve actie” met goede ervaringen hoe je met positieve acties heel gericht medewerkers aantrekt die je anders misschien niet of veel minder zou bereiken: voor stageplaatsen, studentenjobs, opleidingen en trainingen, mentorprojecten, quota voor stagiairs, specifieke wervingsreserves… Op die basis kunnen streefdoelen worden ontwikkeld en opgelegd voor de personeelssamenstelling bij openbare diensten en in de privésector.

 

Rechtse politici schilderen mensen met een migratieachtergrond af als profiteurs, niet in staat zich aan te passen … Zij beweren dat ‘Berbers’ “gesloten gemeenschappen” zouden vormen, dat racisme “relatief” zou zijn, dat racisme als “excuus” voor persoonlijk falen gebruikt wordt enzovoort. Ook progressieve politici gaan soms mee in dit discours, door hen niet te beschouwen als “echte Belgen”, zoals de stigmatiserende boodschap van Conner Rousseau (Vooruit) “ik voel me niet in België” over Molenbeek. Rechts pocht over hoeveel mensen op de vlucht ze hebben teruggestuurd en spreekt over mensen die “opgekuist” moeten worden. Ook de internationale context, waarin geopolitieke tegenstellingen en economische belangen wereldwijd conflicten voeden, is een belangrijke voedingsbodem voor negatieve vooroordelen. Geen wonder dat in dit politieke klimaat alle soorten van racisme woekeren, van islamofobie tot antisemitisme, van russofobische tot sinofobische haatspraak. Tijd voor actie dus.

 

Ondanks jarenlange druk vanuit het middenveld is er nog steeds geen interfederaal actieplan tegen racisme, met een coherente totaalaanpak over federale, gewestelijke en gemeenschapsbevoegdheden heen. Vlaanderen heeft nog steeds geen Vlaams actieplan voorgesteld. Er is ondertussen wel een lijst van federale maatregelen, maar die blijft steken in een opsomming van intenties. Zonder concrete dwingende maatregelen, noch middelen, zal dit plan weinig zoden aan de dijk brengen. Hoewel het de periode 2021-2024 overspant, is minder dan de helft van de 80 maatregelen gerealiseerd. Alles begint met een overheid die het goede voorbeeld geeft. Met een personeelsbestand dat representatief is voor de bevolking. Racisme of discriminatie in en door overheidsdiensten is ontoelaatbaar.

 

De anti-discriminatiewetten (de “Antiracismewet”, de “Antidiscriminatiewet”, en de “Genderwet”) van 2007 zijn de vrucht van de strijd van de arbeiders- en burgerbewegingen. Wij koesteren en beschermen dat resultaat, maar onderzoeken ook hoe ze nog verbeterd kunnen worden om racisme en discriminatie ook echt terug te dringen. Het aantal effectieve veroordelingen waartoe deze wetten leiden, toont aan dat ze niet doeltreffend zijn. Bovendien duiken ook nieuwe uitdagingen op, zoals de vooroordelen die ingebakken zouden zitten in Artificiële Intelligentie (AI) of de online haatspraak. Artificiële Intelligentie (AI), getraind met voorbeelden uit een wereld vol vooroordelen, zal ook steeds meer gebruikt worden bij de selectie van kandidaten voor een vacature, of bij gezichtsherkenning. Een AI met vooroordelen zou dus ook discriminaties in de werkelijke wereld veroorzaken. Sociale media maken het gemakkelijker om te communiceren, soms ook anoniem. Antiracistische activisten en bekende gezichten met migratieachtergrond worden doelwit voor extreemrechtse trollen en racistische haatspraak. De bestaande wetten en procedures moeten daarom geëvalueerd worden en bijgestuurd waar nodig, opdat online haatspraak effectief bestreden kan worden en slachtoffers de bescherming krijgen die ze verdienen. 

 

Voor rechts zijn Unia en het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM) een doorn in het oog. De huidige rechtse Vlaamse regering trok zich daarom terug uit het Interfederale Unia en gaf het nieuwe Vlaamse Mensenrechteninstituut duidelijk een minder sterk mandaat. Zo kan het slachtoffers niet meer juridisch begeleiden in het neerleggen van een effectieve klacht. De lokale meldpunten worden in de feiten afgebouwd. We maken van Unia opnieuw een interfederaal instituut. Interfederaal wil zeggen dat het samenwerkt met en sturing geeft aan alle beleidsniveaus in ons land, dus ook met het Vlaams Mensenrechteninstituut. Ook het FIRM wordt eindelijk een volwaardig interfederaal instituut, dat net zoals Unia aan de hoogste internationale kwaliteitseisen voldoet (statuut A) van strikte politieke onafhankelijkheid en beschikking over een fijnmazig lokaal netwerk van meldpunten in gemeenten, bedrijven en scholen. We richten één interfederaal meldpunt op, dat slachtoffers zowel naar Unia, het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen als Myria kan oriënteren. 

De relatie tussen jongeren en politie is een actueel thema dat regelmatig de media haalt. Door de coronacrisis en de bijhorende maatregelen verzuurde de al complexe relatie tussen jongeren en politie verder, zeker in de grote steden. De Vlaamse jeugdraad van Brussel vroeg 2000 jongeren over hun relatie met de politie. Driekwart van de jongeren gaf aan zich niet veilig te voelen bij de politie. Bij de helft van de jongeren roept de politie boosheid en angst op als voornaamste gevoelens. Voor jongeren met een migratieachtergrond geldt dat dubbel. Een van de voornaamste redenen daarvoor, zoals de jongerencoalitie ‘Niet normaal’ nog onderlijnde, is het etnisch profileren, waarbij politiediensten jongeren controleren enkel op basis van hun (vermeende) afkomst. Het blijft niet alleen bij controles. Soms is er sprake van racisme en beledigingen. Maar het gaat ook over vernederingen en zelfs onnodig hardhandig ingrijpen. Mensenrechtenorganisaties maken zich ernstige zorgen over het aantal verdachte overlijdens tijdens politie-interventies of in politiecellen. Verschillende collectieven zoals #JusticePourMehdi, #JusticePourAdil, #JusticePourSourour, zagen het licht en eisen antwoorden en gerechtigheid voor broers, zussen en moeders die overleden in handen van de politie. Ook politieagenten met een migratieachtergrond zijn het slachtoffer van racistische pesterijen door collega’s. Politieagenten die hun werk correct willen doen, klaagden intern het racisme aan. Denk aan de racistische beledigingen en scheldwoorden in interne whatsapp-groepen van de Antwerpse politie. Een politieagent meldde dat een Anderlechtse collega - na de dood van Adil Charrot - opschepte dat hij “er één van ‘t straat heeft gehaald”.

 

De politiediensten, die geacht worden de wet te doen naleven, en burgers te beschermen, moeten voorbeeldig zijn. Een respectvolle relatie tussen politie en burgers is cruciaal voor haar werking en het vertrouwen van de bevolking. We passen daarom een nultolerantie toe voor racisme of discriminatie in en door politiediensten.

 

De laatste jaren zijn er genoeg aanwijzingen van hardnekkig racistisch gedrag door politieagenten, zowel tegenover de bevolking als tegenover collega’s. De hiërarchie treedt hier soms te weinig tegen op. Daardoor ontstaat een klimaat waarin racisme gedoogd wordt. Daarom moeten agenten de mogelijkheid krijgen om problemen te melden bij een onafhankelijke alarmlijn. 

 

Agenten die durven in te gaan tegen het racisme, worden gepest of overgeplaatst. Agenten die racistische pesterijen binnen het korps en tegenover burgers aanklagen moeten beter beschermd en ondersteund worden. 

 

We verbieden bij wet etnisch profileren. Het gebeurt in alle politiekorpsen, zoals een studie uit 2018 van Amnesty International Vlaanderen aantoont. Het is discriminatie en dus verboden. Bij identiteitscontroles krijgen de burgers voortaan een bewijs van de controle met de reden. 

 

Elke zone richt een diversiteitscel op en voert een actief beleid tegen racisme, door vorming en nultolerantie. Er wordt een actieplan uitgewerkt voor het diversifiëren van het politiekorps, zodat dit representatiever wordt voor de bevolking. Bij de aanwerving wordt een open houding tegenover diversiteit een criterium voor selectie.

Ons onderwijs, zowel het Nederlandstalige als het Franstalige, behoort qua prestaties tot de wereldtop. Maar op het vlak van sociale gelijkheid bengelen we helemaal onderaan. Kinderen uit arbeidersgezinnen of met migratieachtergrond zijn daar het slachtoffer van. In België hangen de slaagkansen van een kind sterk af van het diploma van de ouders en van de migratieachtergrond van je ouders. Bovendien is er een heel ongelijk scholenlandschap, je resultaten hangen sterk af van de school of zelfs de klas waarin je zit. Ook het rapport Diversiteitsbarometer Onderwijs van UNIA bevestigde dit, maar reikte ook voorstellen aan om eraan te werken. Geen enkele onderwijsminister is hier tot nu toe op ingegaan. Erger nog, toenmalig onderwijsminister Hilde Crevits van cd&v maakte zich boos over het rapport en verkoos niet naar de voorstelling ervan te komen.

 

De ouders of grootouders die hier als migranten lang geleden kwamen werken, droomden van een toekomst voor hun kinderen. Twee of drie generaties later is het duidelijk dat ons onderwijssysteem deze droom niet kan waarmaken. De vroege oriëntering, het “watervalsysteem” en de verschillende onderwijstypes en -vormen bestendigen de sociale en raciale ongelijkheden. 13 procent van de jongens en 7 procent van de meisjes van Belgische herkomst behaalt geen diploma middelbaar onderwijs. Bij jongens van Turkse of Afrikaanse herkomst ligt dat rond de 45 procent en bij meisjes met dezelfde afkomst rond de 42 procent. Om daar komaf mee te maken, willen we de schooluitval planmatig aanpakken.

 

Leerlingen met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in “minder gewaardeerde” studierichtingen. Leerlingen die “anders” zijn, lopen school in “andere” scholen. Slechts 10 procent van de armste jongeren in Vlaanderen volgt ASO, tegenover 88 procent van de kinderen uit de rijkste families. Het wordt almaar moeilijker om via het onderwijs de sociale ladder te beklimmen, zeker voor kinderen met een migratieachtergrond. Als die dan ook nog eens uit arme families komen, wordt het quasi onmogelijk. 

 

Daarom is een niet-discriminerend inschrijvingsbeleid zo belangrijk. We moeten af van de segregatie tussen scholen. We garanderen daarom voor elk kind een plaats op een school, met een sociale mix. We garanderen effectief gratis onderwijs, zoals in Finland, zodat financiële drempels geen rem vormen.

 

We gaan in het onderwijs voor een actief intercultureel pedagogisch project. We zien diversiteit als een verrijking, niet als een beperking. We bouwen aan een antiracistische schoolcultuur, onder leerkrachten en leerlingen. We zorgen in de leerplannen en de lerarenopleiding voor kritische duiding van het koloniale verleden en voor inzicht in de structuren en de ideologie van racisme. We investeren meer in organisaties die scholen daarin ondersteunen, in plaats van subsidies te schrappen zoals dat gebeurde met School zonder Racisme. We organiseren meer getuigenissen en gesprekken in scholen, met slachtoffers van racisme en discriminatie. Om het in de woorden te zeggen van Simon Gronowski, die in scholen gaat spreken over hoe hij als kind uit de deportatietrein van de nazi’s kon ontsnappen: “Dit is een strijd tegen barbarij, tegen fascisme, tegen racisme en antisemitisme waar ik slachtoffer van werd”.

 

Het UNIA-rapport Diversiteitsbarometer Onderwijs geeft twee grote pijnpunten aan: de oriëntering van de leerlingen en de samenstelling van het leerkrachtenkorps. 

Het aantal leerkrachten met een migratieachtergrond is heel klein, constateert het rapport. Een positieve, creatieve en brede aanpak is hier nodig, met een actieplan voor meer kandidaten met een migratieachtergrond in de lerarenopleiding. Onderwijsnetwerken en koepels ontwikkelen een antiracistisch beleid. Dat vertrekt van een veilige werkomgeving, met een professionele ploeg die antiracistisch gevormd is. Inclusieve plaatsen waar microkwetsingen actief en bewust worden vermeden. We heffen drempels voor beginnende leerkrachten op, zoals discriminerende stagereglementen of de bindende instaptoets voor de lerarenopleiding.

 

Pedagogische ploegen worden gevormd om bewust te worden van de impliciete vooroordelen, en veronderstellingen die meespelen in de (negatievere) beoordeling van leerlingen met een migratieachtergrond in de klassenraad (voor A, B of C attesten bv.). Er wordt meer rekening gehouden met de context van de leerling in die beoordeling. De school staat open voor aanpassingen op maat van specifieke situaties.

België is een land met veel diversiteit. Dat maakt ook haar rijkdom. Rechtse politici wijzen intussen de ene bevolkingsgroep na de andere met de vinger. Zo worden mensen tegen elkaar opgezet en blijven de problemen liggen. De PVDA doet het tegengestelde: mensen verenigen om samen voor degelijk werk, onderwijs en woningen te strijden. Het is tijd voor een omslag. Wij willen een samenleving die trots is op haar diversiteit. Een samenleving waarin de werkende mensen van alle afkomsten beseffen hoezeer verdeeldheid en racisme hun gezamenlijke belangen schaden. We verdedigen een actief intercultureel beleid. 

 

Dat begint met diverse groepen en culturen letterlijk de mogelijkheid te geven te feesten. Daarom betrekken we de verschillende gemeenschappen bij de organisatie van culturele of religieuze feesten en tradities. In goed overleg kunnen de verschillende religieuze en geloofsgebonden tradities en feesten plaatsvinden in de publieke ruimte. We pleiten ook voor een officiële gemeenschapsfeestdag, die culturele of religieuze gemeenschappen kunnen nemen voor hun respectievelijke feestdag. Zo worden die gemeenschappen erkend en kunnen ze zich ook correct organiseren. Nu moeten werknemers en scholen ad hoc regelingen treffen, wat soms tot frustraties leidt. Terwijl we steeds meer en meer zien dat de feesten van één gemeenschap, ook echt momenten worden waarop andere gemeenschappen ook welkom zijn en meefeesten. De Spaanse fiesta’s zijn een jaarlijkse traditie in heel wat gemeentes. De ‘Dia de los muertos’, vooral gevierd in Latijns-Amerika, wordt ook in Elsene een vaste waarde. Heel wat niet-christenen vieren Kerst of Sinterklaas mee, en moskeeën en moslimorganisaties openen de deuren zodat ook niet-moslims mee aan de iftar-tafel kunnen aanschuiven.

 

Iedere gemeenschap heeft het recht op zijn feest. Via verschillende parlementen werd echter een verbod op onverdoofd slachten ingesteld zonder de joodse en islamitische gemeenschappen daarbij te betrekken. Dierenwelzijn is belangrijk, ook voor deze gemeenschappen. We verzetten ons echter tegen deze  geforceerde aanpak. Het inzoomen qua dierenwelzijn op een bepaalde gemeenschap, en op één moment in de ganse ketting, is stigmatiserend. Er is nog veel marge tot vooruitgang van dierenwelzijn in het geheel van de productieketen. Maar aangezien dat botst op gevestigde economische belangen, wordt daar heel omzichtig mee omgesprongen. Blijkbaar werd er minder belang gehecht door sommige politici aan de stem van bepaalde gemeenschappen. Het leek voor deze politici eerder een uitgelezen kans om zich te profileren op de kap van die gemeenschappen. De resultaten tonen ook aan dat zonder draagvlak in de gemeenschap, deze opgelegde beslissing een maat voor niets is. Vlees van onverdoofd geslachte dieren wordt ingevoerd vanuit het buitenland. Erger nog, dieren van bij ons worden naar Polen vervoerd in de meest onhygiënische en dieronvriendelijke omstandigheden om daar onverdoofd geslacht te worden en heringevoerd te worden.

 

De overheid moet de grondwettelijke scheiding van staat en kerk respecteren.  Daarom verzetten we ons tegen het politiek instrumentaliseren van overlegorganen. Het is aan de geloofsgemeenschappen om zich te organiseren in een vertegenwoordigend orgaan dat een aanspreekpunt is voor de overheid. Het kunstmatig opleggen vanuit de overheid van overlegorganen, zal noch legitimiteit noch representativiteit garanderen. Bij het toekennen van de erkenning voor geloofshuizen, mag de overheid niet meten met twee maten en twee gewichten. Wat geldt voor de ene geloofsgemeenschap, moet ook gelden voor alle gemeenschappen.

 

Om de ontmoeting tussen de culturen, nationaliteiten en etnische groepen te bevorderen, investeren we meer in culturele ontmoetingsplaatsen waar mensen elkaar ontmoeten, zichzelf emanciperen, hun netwerk versterken en dus beter kunnen deelnemen aan de samenleving. We willen alle gemeenschappen ook letterlijk een plaats geven in onze maatschappij: infrastructuur, gemeenschapshuizen, gebedshuizen. Voor de woonwagenbewoners wil dat zeggen, ook letterlijk een plaats geven. Met toegang tot water, elektriciteit en sanitair.

 

De laatste jaren staat het antiracistisch en kritisch middenveld onder druk, zeker in Vlaanderen. Ze zijn een luis in de pels van de overheid, en bekritiseren terecht de trage besluitvorming en de weerstand tegen de nodige antiracistische maatregelen. In Vlaanderen krijgt het kritische middenveld expliciet de boodschap om niet aan politiek te doen, niet al te kritisch te zijn, of om “geen verdeeldheid te organiseren”. Subsidies worden in vraag gesteld, verminderd of geschrapt zoals bij School zonder Racisme.. Sectoren en instellingen worden ‘gereorganiseerd’, waarbij ze inboeten aan onafhankelijkheid (denk aan wat er gebeurde met het Minderhedenforum), of waarbij hun mandaat wordt gekortwiekt, zoals bij het Vlaams Mensenrechteninstituut.

 

Een sterk middenveld maakt deel uit van een gezonde en weerbare samenleving. Daarin aanvaarden we geen twee maten en twee gewichten. Ook voor groepen met migratieachtergrond geldt dit. We verzetten ons daarom tegen de wijzigingen in het Vlaams Culturele decreet dat subsidies afneemt van de organisaties die zich inzetten voor de emancipatie van deze bevolkingsgroepen. 

De PVDA vindt dat het in 2024 al lang tijd zou moeten zijn dat meisjes en vrouwen zelf mogen kiezen welke kledij ze dragen. Geen enkele vrouw zou gediscrimineerd mogen worden voor haar geloof of afkomst. Daarom pleit de PVDA voor de afschaffing van het hoofddoekverbod in zowel privébedrijven als openbare diensten, inclusief middelbare en hogescholen. Werknemers moeten worden beoordeeld op basis van hun competenties en werkhouding, niet op hun afkomst of wat ze op hun hoofd dragen.

Het vaak aangehaalde argument dat de hoofddoek, omwille van haar religieuze oorsprong, de emancipatie van meisjes en vrouwen in de weg zou staan, gaat voorbij aan het feit dat de belangrijkste voorwaarden voor emancipatie net de vrijheid om onderwijs te volgen en de vrijheid om te kunnen werken en zelfstandig een inkomen te verdienen zijn. In de praktijk zien we dat het hoofddoekverbod bepaalde vrouwen omwille van hun culturele achtergrond uitsluit van de arbeidsmarkt of ontmoedigt om te studeren. Andere voorstanders halen het argument van de neutraliteit aan. Maar dat argument geldt ook voor het personeel: we verwachten dat de overheid en de werkgevers respect opbrengen voor ieders persoonlijke overtuiging. Elke burger heeft inderdaad recht op neutraliteit en een gelijke behandeling. Maar voor ons moet die neutraliteit afgemeten worden aan daden, aan het uitvoeren van de job. Wat iemand draagt, doet er toch niet toe? In Mechelen en Gent is het wel toegestaan om een hoofddoek te dragen en daar heeft de dienstverlening of neutraliteit ook niet onder geleden.

Dierenwelzijn is voor ons heel belangrijk. In de kapitalistische grootindustrie worden dieren louter producten, waarmee de grootst mogelijke winst moet worden gemaakt. En hun welzijn lijdt eronder, van het fokken tot het slachten. Er is in heel de keten nog een lange weg af te leggen. Over dierenleed bij transport, in legbatterijen of in slachthuizen bestaat vreemd genoeg relatief weinig maatschappelijk debat. Vanuit bepaalde hoek wil men de kwestie van dierenwelzijn steeds herleiden tot de laatste 2 minuten in het leven van het dier, namelijk het (onverdoofd) slachten. Daarbij worden telkens twee religieuze gemeenschappen geviseerd, moslims en joden, terwijl de grote vleesindustrie buiten schot blijft.

Wij steunen geen hypocriete wetsvoorstellen die deze gemeenschappen voor barbaren verslijten omdat ze onverdoofd slachten, terwijl dierenleed op grotere schaal gewoon wordt getolereerd. Temeer omdat het verbieden van onverdoofd slachten op ons grondgebied enkel tot gevolg zou hebben dat men koosjer- en halalvlees dat vandaag in België wordt geproduceerd zal importeren uit het buitenland, vooral uit Polen en Groot-Brittannië. Dat zorgt dus niet voor minder dierenleed in de wereld, maar wel voor meer vrachtwagens op de weg, meer dierentransport (en dierenleed) in deze vrachtwagens en meer uitstoot.

De PVDA wil werk maken van strengere normen en controles op vlak van dierenwelzijn in heel de vleesindustrie. Binnen dat kader staan wij open voor dialoog met de betrokken gemeenschappen om draagvlak te vinden om ook rituele slachting mee te laten evolueren met zijn tijd.

Meer informatie: https://www.pvda.be/nieuws/verbod-op-onverdoofd-slachten-gebruik-dierenwelzijn-niet-om-te-stigmatiseren