Eerlijke handel
Buitenlandse handel en internationale investeringen zijn maar al te vaak de exclusieve speeltuin van grote multinationals. Daar heerst het recht van de sterkste, met ware handelsoorlogen die op het scherpst van de snee gevoerd worden. We diversifiëren onze handelsbetrekkingen om zo een samenhang van wederzijdse relaties op te bouwen waarin elk land zich kan ontplooien. We kiezen voor een rechtvaardig handelsbeleid dat arbeidsrechten, lonen, openbare en sociale dienstverlening, voedselsoevereiniteit en het milieu voldoende beschermt.
De weg naar eerlijke handelsbetrekkingen in het belang van de burgers hier en elders op deze aarde is nog lang. In een wereld vol verandering lijkt het handelsbeleid van de Europese Unie te zwalpen, met als enige constante het garanderen van de belangen van multinationals.
Aan de ene kant is de Europese Unie voorstander van vrijhandelsovereenkomsten, als dat de winsten van de eigen multinationals maximaliseert. Overeenkomsten die worden gesloten op de kap van werkende mensen in verschillende landen, waardoor ze rechtstreekse concurrenten worden van elkaar. Openbaar vervoer, onderwijs, gezondheidszorg en pensioenen kunnen allemaal ‘opengesteld worden voor de markt’ en geliberaliseerd worden, terwijl natuurbeschermingswetten moeten wijken voor de overexploitatie van bossen.
Aan de andere kant is de Europese Unie, om de belangen van ‘haar’ multinationals te beschermen tegen concurrentie, ook de weg van het protectionisme ingeslagen. Onder druk van de VS is dat protectionisme vooral gericht tegen de economische opkomst van de landen in het Zuiden, die daardoor moeite hebben om hun producten te exporteren. Deze afscherming van de Europese markt is in werkelijkheid niet meer dan het beschermen van de eigen multinationals. Die grote bedrijven profiteren van geschenken die hen helpen het hoofd te bieden aan de concurrentie uit Brazilië, India, China en Zuid-Afrika. Protectionisme verandert dus niets aan de concurrentielogica. Het houdt verdere delokalisatie van de productie niet tegen. En het belet Amerikaanse of Europese werknemers niet om te blijven concurreren met collega's in andere landen. Grote Europese bedrijven eisen van de overheden ook steeds meer belastingvoordelen en subsidies, zo niet dreigen ze te verhuizen naar de Verenigde Staten (waar de overheid grote Europese multinationals wil aantrekken met miljarden aan subsidies en beloftes van goedkopere energie). Vaak worden deze voordelen vlot toegekend, waardoor er minder middelen overblijven voor de gezondheidszorg en andere openbare dienstverlening.
Dergelijk protectionisme kan leiden tot een echte handelsoorlog, waarvan we nu een begin zien met China. Zo'n handelsoorlog zou grote gevolgen hebben voor de volkeren van de wereld, omdat de prijzen en belastingen op de producten aanzienlijk zouden stijgen, om nog maar te zwijgen van de tekorten die zouden kunnen ontstaan als er dan strengere quota worden opgelegd. Zo'n handelsoorlog zou op zijn beurt snel kunnen ontaarden in een militaire confrontatie.
We hebben een compleet andere handelslogica nodig: één die duurzame ontwikkeling bevordert, ook in de landen van het Zuiden, en tegelijkertijd de vrijheid van multinationals aan banden legt. Welk instrument zetten we hiervoor in? Solidariteit. Een eeuw geleden deden grote bedrijven een beroep op arbeiders uit nabijgelegen dorpen om stakingen te breken. Of ze schakelden andere productie-eenheden in om hun goederen te produceren. De oprichting van nationale vakbonden heeft het mogelijk gemaakt om deze praktijken te dwarsbomen. Maar vandaag de dag doet hetzelfde fenomeen zich voor op een veel grotere schaal: op Europees en internationaal niveau. Vandaar het belang van internationale solidariteit tussen de Belgische vakbonden en hun collega's in Europa en elders in de wereld. Multinationals moeten op internationale schaal worden bestreden, zodat de landen van het Globale Zuiden hun eigen industrie kunnen ontwikkelen en niet langer louter de rol van exporteurs van natuurlijke hulpbronnen moeten spelen.
Solidariteit en eerlijke handel betekent ook dat de ontwikkelingslanden extra hulp moeten krijgen. De dominante landen zullen hun multinationals ook strenge regels moeten opleggen voor elk van hun activiteiten in het buitenland.
Het is in ons belang om onze handelsbetrekkingen zo veel mogelijk te diversifiëren, niet om ze af te bouwen. We willen actief bouwen aan een beleid van onderlinge afhankelijkheid. Elk land heeft de middelen en troeven om een evenwichtige en duurzame ontwikkeling te bevorderen via internationale handel. Sommige landen hebben toegang tot bepaalde kritieke grondstoffen, terwijl andere laagdrempelige technologieën of hernieuwbare energiebronnen bezitten. Overal ter wereld kunnen handelsbetrekkingen ertoe bijdragen de kracht en rijkdom van de arbeid en de natuur ten dienste van de ontwikkeling en de vooruitgang te stellen.
Uitdrukkingen als ‘strategische autonomie’, ‘ontkoppeling’ (decoupling) of ‘risicovermindering’ (derisking) zijn hip in de Europese salons. De Europese leiders willen ons doen geloven dat de Europese Unie meer onafhankelijk wordt door onze handel met een of ander groot land te beperken. Niets is minder waar. Hoe meer we ons afsluiten van het ene land, hoe meer we afhankelijk worden van een ander. Van het Marshallplan tot de NAVO heeft geen enkele derde mogendheid meer macht uitgeoefend over de Europese politiek dan de Verenigde Staten van Amerika. Dit geldt niet alleen op militair gebied, waar de NAVO ‘complementariteit’ eist van de Europese en Amerikaanse defensie.
Door de oorlog in Oekraïne werd Europa minder afhankelijk van Russisch gas om meer afhankelijk te worden van Amerikaans vloeibaar aardgas (LNG). Op dit moment leveren de Verenigde Staten zo'n 40 procent van het LNG dat in Europa wordt ingevoerd. Daardoor kan de VS de Europese leiders meer onder druk zetten. De Inflation Reduction Act, een regeringsplan dat in 2022 werd goedgekeurd, voorziet in meer dan 350 miljard dollar aan subsidies voor grote ondernemingen die actief zijn in de energie- en klimaattechnologie in de VS. Dit maakt het voor de Europese multinationals nog aantrekkelijker om activiteiten te ontplooien aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Volkswagen bijvoorbeeld heeft een project voor een batterijfabriek in Oost-Europa in de ijskast gezet: het concern kan 10 miljard dollar subsidie krijgen als het zijn fabriek in de Verenigde Staten neerpoot. Hetzelfde geldt voor Tesla en zijn plannen voor batterijfabrieken in Duitsland. Duizenden goedbetaalde banen gaan aan onze neus voorbij. In feite schiet Europa's zogenaamde 'beste bondgenoot' de industrie van het oude continent in de rug.
Die Europese afhankelijkheid van de Verenigde Staten geldt ook op andere gebieden, zoals digitale technologie. De recente Clarifying Lawful Overseas Use of Data Act (Cloud Act) en Foreign Intelligence Surveillance Act geven VS-bedrijven die een deel van de telecommunicatie in de Europese Unie controleren uitgebreide toegang tot gegevens, telefoongesprekken en staatsgeheimen van EU-lidstaten.
Het protectionisme dreigt ons volledig afhankelijk te maken van een handvol partners. Wanneer we hierdoor afstand zouden nemen van de Aziatische markt, en met name van de belangrijkste speler op die markt, China, zou dat ons duur komen te staan. Dit geldt ook voor investeringen. In plaats van ons op te sluiten in ‘blokken’ of ‘strategische allianties’ met bepaalde landen die zogenaamd ‘dezelfde waarden delen’, moeten we onze relaties in alle richtingen ontwikkelen. Echt onafhankelijkheid is onmogelijk zonder diversificatie van onze politieke en commerciële betrekkingen. Wij verwerpen handelsallianties die bedoeld zijn om individuele landen te isoleren.
We willen respectvolle handelsbetrekkingen ontwikkelen met alle landen. Wij verwerpen elke oneerlijke handelsovereenkomst. Veel landen verwelkomen de opkomst van een multipolaire wereld. Een wereld waarin ze hun partners zelf kunnen kiezen, Amerikaanse of Europese investeerders, maar ook Aziatische of Afrikaanse. Dit biedt kansen voor werkende mensen aan beide kanten van de wereld. In Zuid-Amerika, ooit beschouwd als de achtertuin van de Verenigde Staten, en ook in Afrika, dat vaak nog steeds als afhankelijk van Europa wordt gezien, diversifiëren veel landen hun handelsbetrekkingen.
In veel landen in het Zuiden groeit bovendien de kritiek op de Europese Unie en haar imperialistische politiek, waarbij multinationals grondstoffen plunderen. Een Europees gasproject gunt bijvoorbeeld slechts 5 procent van de inkomsten aan de Senegalese en Mauritaanse overheden. Frankrijk betaalt ver onder de marktprijs voor het uranium uit Niger dat de Franse kerncentrales bevoorraadt. En Frankrijk heeft nog steeds de totale controle over de CFA-frank, de munteenheid die in West-Afrika wordt gebruikt.
In het kader van een nieuwe handelsovereenkomst heeft de Europese Unie Chili verplicht om de Unie vrije toegang te verlenen tot grondstoffen zoals lithium voor batterijen, koper en schone brandstoffen zoals groene waterstof. Zelfde verhaal voor Bolivia en Argentinië. Dankzij een partnerschapsovereenkomst met Senegal kunnen Europese visgiganten hun netten uitwerpen in de Senegalese territoriale wateren. Lokale vissers worden op die manier beroofd van hun broodwinning. Europees melkpoeder, dat massaal gesubsidieerd wordt door de EU, is in Ghana traditioneel veel goedkoper dan lokale verse melk. Hierdoor raken lokale melkveehouders in de problemen.
De grondstoffenroof in de landen van het Zuiden zal alleen maar toenemen. De nieuwe Europese wet op kritieke grondstoffen heeft tot doel de import van grondstoffen uit Afrika, Latijns-Amerika en Azië massaal te verhogen. Als het bijvoorbeeld gaat om batterijen wil de Europese Unie beslag leggen op het lithium in Latijns-Amerika en het kobalt in de Democratische Republiek Congo (DRC). De Europese diplomatie struint momenteel de wereld af om handelsovereenkomsten op te leggen die Europese multinationals een vrijgeleide geven om deze landen te plunderen: dat is groen neokolonialisme.
Europa moet van aanpak veranderen. We hebben een win-win handelsbeleid nodig: win-win voor de landen, win-win voor hun bevolking. Dit is volstrekt realistisch. Door respect te tonen krijg je respect. Dé voorwaarde voor rechtvaardige handel in grondstoffen moet zijn dat Europa zijn toekomstige partners een eigen weg laat kiezen, zowel in het beheer van deze grondstoffen als in het vervaardigen van industriële eindproducten. Ons handelsbeleid moet lokale productie en volkssoevereiniteit combineren. Daarom zetten we investeringsovereenkomsten stop die gebaseerd zijn op het plunderen van de rijkdommen van derde landen, of we heronderhandelen ze.
We versterken de samenwerking met nieuwe ontwikkelingsbanken in Azië, Afrika en elders. De wind- en zonne-energieprojecten die momenteel gezamenlijk worden ontwikkeld door Noord-Afrika en Europa, moeten in de eerste plaats bijdragen aan de elektrificatie van het Afrikaanse continent.
Een compleet ander handelsbeleid is mogelijk. Een handelsbeleid dat breekt met de concurrentielogica. We onderhandelen over handelsovereenkomsten die prioriteit geven aan het milieu, aan sociale en mensenrechten boven het ongebreidelde winstbejag. We draaien de logica om. Eerst de mensen, niet de winst. Een breuk met alle traditionele partijen die systematisch de onderhandelingsmandaten van de Europese Commissie goedkeuren.
We verwerpen met kracht alle handelsbepalingen die een negatieve invloed hebben op onze lonen, onze openbare dienstverlening of onze sociale sectoren. Wij verwerpen elke handelsclausule die arme landen dwingt markten te liberaliseren of diensten te privatiseren om tegemoet te komen aan de belangen van andere landen en grote bedrijven.
Landen moeten kunnen ingrijpen in de markt om grondrechten te beschermen, armoede te bestrijden, toegang tot essentiële diensten en voedselzekerheid te garanderen en duurzame handelsinitiatieven (eerlijke handel) mogelijk te maken. Landen moeten hun eigen keuzes kunnen maken op het gebied van voedsel- en landbouwbeleid, zonder verstrikt te raken in het keurslijf van wereldwijde financiële, handels- en landbouwovereenkomsten. De grondstofprijzen moeten correct zijn. Speculatie in grondstoffen- of voedselprijzen hoort niet thuis in ons model.
Europa moet zijn beste technologieën delen met de landen in het Zuiden. Overal ter wereld worden Europese politici bekritiseerd omdat de Europese Unie er tijdens de coronacrisis niet in is geslaagd om het intellectuele eigendomsrecht op de vaccins te delen. Groene technologieën in de staalindustrie (groen staal) of isolatietechnieken delen zou landen in het Zuiden in staat stellen om hun ecologische transitie te versnellen, wat in het belang is van de werkende klasse overal ter wereld. In plaats van intellectuele eigendomsrechten, octrooien en licenties zou technologieoverdracht de norm moeten worden.
Het Europese handelsbeleid zit stevig in de handen van multinationale lobby's. Talloze onderzoeken hebben aangetoond dat de grote bedrijven de pen vasthouden bij het opstellen van handelsovereenkomsten. Europese handelsfunctionarissen brengen 90 procent van hun tijd door met lobbyisten uit het bedrijfsleven. Zo kan het niet langer. Van nu af aan voeren we een breed publiek debat voordat we een handelsovereenkomst sluiten. Transparantie en democratische controle zijn onze sleutelwoorden.
Op dit moment is er geen ernstige controle op de handelsbesprekingen. Over handelsovereenkomsten wordt in het grootste geheim onderhandeld. Onder druk wordt dan soms toch toegelaten dat Europese parlementsleden delen van de tekst mogen lezen in een leeszaal, maar dan wel in een donkere kamer zonder ramen, met een ambtenaar die elke beweging in de gaten houdt, én met de verplichting om alle persoonlijke bezittingen in de garderobe achter te laten. Echte transparantie zou betekenen: het beschikbaar stellen van onderhandelingsteksten op het internet, voor iedereen toegankelijk, om een diepgaand debat mogelijk te maken. Hebben we het tenslotte niet over verdragen die het leven van miljoenen mensen op zijn kop dreigen te zetten?
Handelsovereenkomsten zijn mettertijd ook bindend geworden. Uitzonderingsrechtbanken, mechanismen voor geschillenbeslechting en arbitrageclausules geven multinationals het recht om van een land schadevergoeding te eisen, bijvoorbeeld wanneer het parlement van een land zijn burgers wil beschermen tegen producten die een gezondheidsrisico vormen. Daarmee wordt zelfs de schijn van democratie niet meer hooggehouden.
Deze verdragen bevatten allerlei antidemocratische bepalingen die de bescherming van de consument ondermijnen. Volgens deze verdragen en overeenkomsten moeten nieuwe wetten en richtlijnen in de ontwerpfase worden voorgelegd aan technocraten, die vervolgens de goedkeuring ervan kunnen vertragen of blokkeren voordat er sprake is van een parlementair debat. De arbitrageclausules en uitzonderingsrechtbanken waarin deze overeenkomsten voorzien, maken het mogelijk voor investeerders om regeringen aan te klagen die hun winstprognoses bedreigen. Een van deze obscure rechtbanken veroordeelde Argentinië tot het betalen van 400 miljoen dollar schadevergoeding aan GDF Suez voor het hernationaliseren van de watervoorziening in Buenos Aires. Tabaksmultinational Philip Morris heeft ook beroep aangetekend bij een dergelijke rechtbank tegen de antirookmaatregelen van de Australische regering en heeft 2 miljard dollar schadevergoeding geëist van Uruguay als gevolg van de nieuwe regels voor gezondheidswaarschuwingen op pakjes sigaretten. We maken een einde aan die praktijken.
Grote westerse bedrijven gedragen zich in de armste landen vaak nog schandelijker dan in Europa. Ze worden daarbij geholpen door zwakke of onbestaande regelgeving, zwakkere overheden en het gebruik van militair geweld om volksbewegingen te onderdrukken. Mensen worden van hun land verdreven. Arbeiders en zelfs kinderen zwoegen de hele dag in onmenselijke omstandigheden voor een hongerloon. De arbeidsomstandigheden daar worden gebruikt om werknemers hier te chanteren: "In Bangladesh of Vietnam kunnen we goedkoper produceren, dus als je geen loonsverlaging accepteert, verhuizen we daarheen". Dergelijke praktijken blijven meestal onbestraft. We willen dat België de uitwerking van een bindend VN-verdrag over multinationale ondernemingen en mensenrechten actief ondersteunt. Deze overeenkomst moet ook effectief impact hebben. Daarom moeten de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten ook bindend en onherroepelijk zijn. Het moet eenvoudiger worden om overtredingen voor de rechter te brengen, en we willen volksbewegingen en sociale organisaties die misstanden en onrecht aan de kaak stellen ondersteunen en beschermen. Dit is de enige manier waarop de krachtsverhoudingen kunnen veranderen, zowel in het Zuiden als in het Noorden.
De in december 2023 goedgekeurde Europese zorgvuldigheidsrichtlijn voor multinationals is grotendeels ontoereikend. Veel bedrijven, waaronder die in de financiële sector, ontsnappen eraan. De richtlijn geldt enkel voor ondernemingen met meer dan 500 werknemers en een omzet van meer dan 150 miljoen. "Zo ontspringt 99 procent van de Europese ondernemingen de dans", reageerde Oxfam verontwaardigd. In theorie verplicht de wetgeving grote bedrijven een beleid te voeren dat de klimaatverandering beperkt, maar er is geen mechanisme om dat beleid daadwerkelijk af te dwingen. Het voorstel maakt het de slachtoffers niet eens gemakkelijker om multinationals voor de rechter te slepen. In werkelijkheid hebben slachtoffers absoluut geen middelen om dit soort rechtszaken te beginnen.
In België werken we aan een wet die in België gevestigde bedrijven verplicht om de Agenda voor waardig werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in de hele productieketen na te leven. Elk Belgisch bedrijf dat zich schuldig maakt of medeplichtig is aan schendingen van het internationaal recht of internationale verdragen over mensenrechten of milieubescherming, zal sancties opgelegd krijgen: financiële compensatie voor de slachtoffers, strafrechtelijke vervolging van de verantwoordelijken en uitsluiting van het bedrijf van overheidsopdrachten.