Gezondheid is een recht
Gezondheid is een basisrecht: iedereen moet toegang krijgen tot de beste verzorging, zonder lange wachttijden en zonder dure ziekenhuisfacturen. We maken werk van een zorgmodel waarin samenwerking en preventie centraal staan. We doen de nodige investeringen om meer personeel aan te trekken. We breken de macht van Big Pharma en we maken komaf met het prestatiesysteem dat te veel overbodige onderzoeken en ingrepen in de hand werkt.
De gezondheidszorg kreeg met de coronacrisis de ultieme stress-test voorgeschoteld. De pandemie bracht de knelpunten aan het licht die zich al jaren opstapelden. Er is een tekort aan personeel, een versnippering van bevoegdheden en een financiering van eerste lijn en ziekenhuizen die veel te veel gericht is op prestaties - het genezen van patiënten - en veel te weinig op preventie - het gezond houden van patiënten.
Kunnen we na meer dan drie jaar Vivaldi zeggen dat de regering en minister van Gezondheid Vandenbroucke (Vooruit) die problemen in handen genomen hebben? Jammer genoeg niet.De gevolgen voelen we allemaal wanneer we zorg voor onszelf of onze familie nodig hebben: ellenlange wachttijden, facturen die onbetaalbaar zijn, en zorgpersoneel dat doodop is. Maar terwijl de problemen voor de patiënten en het personeel zich opstapelen, zijn er ook winnaars van de crisis. De farmaceutische multinationals boeren als nooit tevoren.
De gezondheidszorg is in crisis. We bevinden ons op een kantelmoment waar we moeten kiezen tussen twee mogelijke visies die lijnrecht tegenover elkaar staan. We kunnen de traditionele politici volgen op het pad dat ze al decennia bewandelen. Zij willen verder besparen tot de sociale zekerheid kapot is en de privé het moet overnemen. Of we kiezen ervoor het roer om te gooien. Wij kiezen voor het pad van de eenheid en de solidariteit. Een samenleving waarin gezondheid een recht is. Dat betekent dat de overheid daar een prioriteit moet van maken. Dat de noden van de patiënten en het welzijn van het personeel moet voorgaan op de winstzucht van multinationals.
Op alle ziekenhuisafdelingen zijn er schrijnende personeelstekorten. De huisartsen zijn overbevraagd. Daardoor valt het zorgpersoneel vermoeid uit en botsen de patiënten op lange wachttijden.
Een afspraak bij de huisarts, een controle bij de tandarts, een gesprek bij de psycholoog of een doorverwijzing naar de specialist, overal zijn de wachtlijsten enorm. Dagen, weken, maanden kan het duren voor je geholpen wordt. Sommige zorgverleners moeten patiënten zelfs weigeren. Jessie uit Limburg zocht een tandarts. Maar nadat ze door 38 tandartsen was geweigerd, zat er niets anders op dan de grens met Nederland over te steken. Hoe is zoiets mogelijk? Ondanks de schrijnende tekorten in heel het land, blijven alle regeringen samen het aantal artsen en tandartsen beperken door middel van toelatingsexamens. Zo organiseert de regering het tekort. Daardoor zijn er 3 op 4 Vlaamse gemeenten huisartsen tekort, in Wallonië gaat het over 1 op 2. Dat systeem moet op de schop.
Ziekenhuizen moeten dan weer noodgedwongen bedden schrappen door een schrijnend tekort aan verpleegkundigen. 19.000 gediplomeerde verpleegkundigen verlieten al de zorg. Dat hoeft niet te verwonderen. Het werk is loodzwaar en amper te combineren met een privéleven. Het loon is mager ten opzichte van de werkdruk, de flexibiliteit en de verantwoordelijkheid die van het personeel verwacht wordt. En dat moeten ze tot 67 jaar volhouden? Geen wonder dat er bij het zorgpersoneel dubbel zo veel langdurig zieken zijn als in de rest van de samenleving. Minister Vandenbroucke koos ervoor om in te zetten op flexijobs, studenten en zelfs gepensioneerden om de gaten in de zorg te vullen. Maar dat heeft de druk op de werkvloer alleen maar verergerd in plaats van verbeterd. De voorbije jaren ontstond er een wildgroei aan interimkrachten in de zorg, wat enkel leidde tot nog minder zekerheid en meer verdeeldheid.
Patiënten zijn geen nummers en het personeel geen machines. We maken van zorg terug mensenwerk. Dat zal enkel lukken door te strijden voor massale investeringen in de helden van de zorg. Zo haalde het zorgpersoneel in 2019, samen met de PVDA een prachtige overwinning binnen met het Zorgpersoneelfonds. Met dit extra budget van 400 miljoen euro werden 5.000 verpleegkundigen aangeworven. Maar er is nog veel meer nodig. Om de zorg te redden moeten er nog eens 15.000 verpleegkundigen bij komen.
Dat betekent dat we het budget voor gezondheidszorg moeten verhogen en dat is op zich perfect mogelijk. Tot het begin van de regering-Michel in 2014 was vastgelegd dat het budget voor de gezondheidszorg elk jaar groeide, de eerste jaren met 4,5 procent en erna met 3 procent. Dat percentage noemt men de groeinorm. Het was een bewuste keuze van de Zweedse coalitie en minister Maggie De Block (Open VLD) om die groeinorm te verlagen en te snijden in de budgetten. Onder de Vivaldi-regering is die onderinvestering jammer genoeg nooit rechtgezet. In de jaren 2021 tot 2023 groeide het budget met 2,5 procent en voor 2024 verlaagde deze regering de norm opnieuw naar 2 procent. Het Planbureau schatte in juni 2023 nochtans dat de uitgaven in de gezondheidszorg met 3,5 procent zullen moeten stijgen als ze de groeiende vraag naar zorg door de vergrijzing willen volgen. Het wordt tijd dat we breken met die besparingslogica in de zorg. Investeringen zijn nodig voor onze gezondheid. Wij pleiten voor een groeinorm van 3,5 procent.
Onze ziekenhuizen maken tot slot deel uit van een steeds diversere samenleving. We willen dat onze zorginstellingen daar op een proactieve en positieve manier mee omgaan, door het personeel op te leiden en het publiek te sensibiliseren. Racisme tegenover het personeel en patiënten of tussen patiënten kan niet getolereerd worden. Een veilige omgeving is immers cruciaal voor het welzijn van patiënten en zorgverleners.
Al 50 jaar kunnen 25.000 patiënten terecht bij de elf groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk zonder geld te moeten meebrengen. Deze groepspraktijken werden opgericht op het initiatief van artsen van de PVDA met een duidelijke visie: patiënten moeten kosteloze zorg krijgen want gezondheid is een recht, geen wingewest voor de artsen. Vandaag vormen de groepspraktijken een voorbeeld om op verder te bouwen. "Geneeskunde voor het Volk liep zijn tijd vooruit", zo blikte de Orde der Geneesheren terug.
De groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk worden forfaitair gefinancierd. Dat betekent dat ze van de mutualiteiten een vast bedrag krijgen per ingeschreven patiënt en dus niet per consultatie. De patiënt moet zelf geen geld meer meebrengen naar de consultatie. Geneeskunde voor het Volk is niet het enige initiatief dat op die manier werkt. In heel het land bestaan forfaitaire wijkgezondheidscentra. In deze centra werken artsen, verpleegkundigen, sociaal werkers en andere zorgverleners samen. Zij scoren ook beter voor preventie en voor doorverwijzing naar een specialist, zo wijzen studies uit. Jarenlang nam het aantal inschrijvingen in de forfaitaire centra toe, tot voormalig minister Maggie De Block (Open Vld) de oorlog verklaarde aan deze sociale visie op geneeskunde. Zij besloot geld te besparen bij deze centra en geen nieuwe wijkgezondheidscentra te erkennen. Hoewel het verbod nu verleden tijd is, heeft minister Vandenbroucke (Vooruit) heel weinig gedaan om de oprichting van nieuwe centra te stimuleren. Tussen 2019 en begin 2022 steeg het aantal patiënten in het forfaitmodel amper, van 454.000 tot 533.000. Wij willen het roer omgooien en de uitbouw van de forfaitaire centra actief ondersteunen. Zo willen we tegen 2030 1 op 4 Belgen, minstens 2 miljoen patiënten, de mogelijkheid bieden om zich in het forfaitmodel in te schrijven.
Er zijn meer groepspraktijken zoals die van Geneeskunde voor het Volk nodig. Want de zorg is in België nog steeds peperduur. Wij betalen voor de zorg dubbel zo veel uit eigen zak als onze buren in Frankrijk. Daardoor ondervinden we veel problemen om onze medische kosten te combineren met andere noodzakelijke uitgaven zoals huur en eten. In een rijk land als België is dat onaanvaardbaar. Het gevolg van dat hoge kostenplaatje is een gapende 'zorgkloof': hoe goed je gezondheid is, hangt af van hoeveel geld je hebt. Die zorgkloof is volgens het OESO in België het grootst van alle West-Europese landen.
Huisartsen, tandartsen en kinesisten zijn het eerste aanspreekpunt bij gezondheidsproblemen. Daarom worden deze disciplines samen de 'eerste lijn' genoemd. Als patiënten een noodzakelijk bezoek bij deze eerste lijn uitstellen tot hun loon van de volgende maand gestort wordt, loopt alles vertraging op en worden de problemen enkel erger. In 2019 diende de PVDA daarom een wetsvoorstel in om het mogelijk te maken dat je zonder geld naar de huisarts, tandarts en kinesist kan. Dat doen we door het derdebetalerssysteem te veralgemenen en het remgeld af te schaffen. Bij tandartsen geldt dit principe dan voor alle basisbehandelingen, de eerste lijn dus. Ook bij de logopedist en psycholoog kunnen we de derdebetalersregeling toepassen. Deze voorstellen krijgen bijval van het Netwerk Tegen Armoede, de Gezinsbond en het Vlaams patiëntenplatform. Toch stemden in 2023 alle traditionele partijen het voorstel weg. De PVDA wil van deze strijd een prioriteit blijven maken.
Je denkt tegenwoordig twee keer na voor je je laat opnemen in een ziekenhuis. Ziek zijn is niet prettig, maar de factuur achteraf is vaak ook geen lachertje. Voor vele specialisaties is het zoeken naar een naald in een hooiberg om een dokter te vinden die bij consultaties de tarieven volgt die de artsen en de overheid zijn overeengekomen. Wanneer je een ingreep ondergaat, swingen de kosten van de supplementen in een eenpersoonskamer de pan uit. Door de jarenlange besparingen zitten alle ziekenhuizen vandaag in het rood. Met de supplementen in eenpersoonskamers wordt dat tekort in het budget opgevangen. Het is een bedenkelijke regeling die zorgt voor het onbehaaglijke gevoel van een geneeskunde met twee snelheden. Waarom moet je meer betalen voor een arts als je een duurdere kamer neemt? Gaan de artsen dan beter hun best doen?
In november 2020 al, net na het aantreden van Vivaldi, beloofde minister Vandenbroucke met veel mooie woorden een grondige ziekenhuishervorming, maar daar kwam tot nu toe amper iets van in huis. Hij maakte wel werk van een verbod op supplementen bij patiënten met recht op verhoogde tegemoetkoming, maar de echte oorzaak van het probleem werd niet aangepakt. De prestatiegeneeskunde is nog altijd alomtegenwoordig. Nog steeds worden artsen per prestatie verloond. Bij elke knieoperatie, elke maagonderzoek of elke CT-scan dikken hun inkomsten aan. Dat zet artsen natuurlijk aan om patiënten meerdere onderzoeken en scans te laten ondergaan. Ook wanneer dat niet altijd nodig is. Zo leidt de betaling per prestatie tot een overconsumptie in de zorg.
Wij stellen voor om alle specialisten een vast salaris te betalen in plaats van een verloning per prestatie. Dat is nu al het geval voor professoren in universitaire ziekenhuizen. Met een vast salaris zal de arts zich kunnen concentreren op wat goed is voor de patiënt. Uiteindelijk is dat wat de artsen zelf willen. Maar met de financiering zoals die nu is loeren financiële bekommernissen altijd om de hoek, met overconsumptie als gevolg. Neem die prestatiedruk weg en je creëert veel meer ruimte en energie voor zorg.
De PVDA-studiedienst maakte de rekenoefening voor een vast loon van 180.000 euro bruto per jaar voor specialisten. Volgens onze berekeningen kan dit 1 miljard euro opleveren. 375 miljoen door overbodige onderzoeken en behandelingen die wegvallen, en 700 miljoen door het verdwijnen van excessief hoge inkomens die nu in bepaalde specialisaties bestaan. Die 1 miljard kunnen we rechtstreeks terug investeren in het aanwerven van extra verpleegkundigen.
Het is in de gezondheidszorg zoals bij het openbaar vervoer: door onderfinanciering gaat de kwaliteit achteruit en dan … komen de traditionele partijen roepen dat alles beter zou zijn met privézorg. Doordat de politiek steeds meer snoeit in wat de ziekenfondsen terugbetalen, voelen steeds meer patiënten zich gedwongen om een aanvullende hospitalisatieverzekering te nemen. De zorg in handen van de privé, we weten waar dat toe leidt. Bij deze privéverzekeringen wordt de hoogte van je premie bepaald op basis van leeftijd en gezondheidstoestand. Zieken en ouderen moeten meer betalen of komen zelfs niet in aanmerking. Alsof dat nog niet erg genoeg is werden deze privéverzekeringen in tijden van koopkrachtcrisis op slag véél duurder. Nog meer van dat? Neen bedankt. Het zijn Amerikaanse toestanden waar ze zelfs in de VS vanaf willen.
Wij willen een sterke publieke gezondheidszorg. In België hebben we met onze sociale zekerheid een troef. Wat ooit begon als hulpkassen van arbeiders groeide uit tot een heus model van solidaire gezondheidszorg met sterke ziekenfondsen. Hiermee kunnen we voor iedereen een gelijke toegang tot de zorg garanderen.
De problemen in onze gezondheidszorg zijn niet alleen te wijten aan een gebrek aan middelen. Ze zijn ook het gevolg van de liberale manier waarop het systeem georganiseerd is. Huisartsen, kinesisten, thuisverpleegkundigen, psychologen… Iedereen werkt op het eigen eilandje. Alleen het aantal prestaties telt. Ziekenhuizen concurreren met elkaar om patiënten. Het gevolg is dat er onvoldoende wordt samengewerkt in de zorg en dat preventie wordt verwaarloosd. Dat legde de coronacrisis nogmaals bloot. Nu iedereen te kampen krijgt met het tekort aan artsen en verpleegkundigen, wordt pijnlijk duidelijk dat het de overheid volledig ontbreekt aan een visie op hoeveel personeel we eigenlijk nodig hebben om te voorzien in de noden van onze bevolking.
De meeste artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners willen niets liever dan meer samenwerken en inzetten op preventie. Maar het zijn de financiële en praktische gevolgen van ons liberaal model die dat zo moeilijk maken. De sector heeft nood aan een reset, geen gepruts in de marge. Wij willen de fundamenten van het systeem herdenken. De Wereldgezondheidsorganisatie raadt landen aan om de organisatie van hun gezondheidszorg onder te verdelen in lokale ‘gezondheidsdistricten’, zones van 100.000 inwoners waar overheden ervoor zorgen dat alle basisvoorzieningen van de zorg aanwezig zijn en met elkaar samenwerken. Van de apotheek om de hoek tot het ziekenhuis, van de psycholoog tot het rusthuis. De eerstelijnszones in Vlaanderen vertrekken voor een deel vanuit die visie, maar hun rol wordt te veel ingeperkt.
Een van de belangrijke problemen die de districten kunnen aanpakken, is het huisartsentekort. Vandaag is minister Vandenbroucke zelfs niet in staat om te zeggen hoeveel huisartsen er in ons land aan het werk zijn. We varen blind. Wij willen met de hulp van de gezondheidsdistricten een dynamisch kadaster op punt stellen dat op jaarlijkse basis gedetailleerd in kaart brengt hoeveel actieve huisartsen en andere dokters aan de slag zijn en hoeveel we er nodig hebben.
In elk gezondheidsdistrict moet ook de nodige basisziekenhuiszorg aanwezig zijn. Vandaag zien we meer en meer de tegenovergestelde beweging. Minister Vandenbroucke trok voluit de kaart van een verdere concentratie van de zorg. Het gevolg is dat hij zo zorgwoestijnen creëerde. Materniteiten moesten sluiten, net als afdelingen voor borstkanker. Patiënten in afgelegen gebieden zoals in Limburg, Luxemburg of de Vlaamse Ardennen, moeten maar langer in de auto zitten. Om de zorg te verbeteren moet de kwaliteit omhoog én moet ze nabij blijven.
Via de gezondheidsdistricten maken we ook eindelijk werk van de hervorming van de ziekenhuisfinanciering. Vroeger werden ziekenhuizen vooral betaald per prestatie die ze deden, en per ligdag dat ze patiënten verzorgden. Nu wil de minister dat ze vooral betaald worden per ziekte die de patiënt heeft. Maar het probleem blijft hetzelfde: de medische beslissingen die artsen maken, worden beïnvloed door de financiële gevolgen van die beslissing. De beste manier om ziekenhuizen en hun personeel de vrijheid te geven de zorg te verlenen die ze nodig achten voor hun patiënten, is door hetzelfde principe toe te passen van het forfaitmodel bij de wijkgezondheidscentra: een financiering op basis van de populatie in het district waarvoor ze verantwoordelijk zijn.
Om dit alles te realiseren hebben we nood aan eenheid van commando. Gedaan met de chaos van negen verschillende ministers van Gezondheid, zoals we gekend hebben tijdens de coronacrisis. Ook nu staat deze warboel goed beleid in de weg. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Stéphanie, die met een ongeneeslijke baarmoederhalskanker werd gediagnosticeerd. In ons land screenen we nog altijd met een klassiek uitstrijkje op de aanwezigheid van kwaadaardige cellen, terwijl internationale richtlijnen al jaren aanraden om vooral te testen op de aanwezigheid van het HPV-virus. Zo kunnen we kanker vroeger op het spoor komen. Maar door de onzinnige regionale opsplitsing van de zorg, was dit in ons land nog altijd niet aangepast. Voor Stéphanie kwam het jammer genoeg te laat.
Nu zeggen de nationalistische partijen en ook CD&V dat ze de gezondheidszorg helemaal willen splitsen. Dat houdt nochtans geen steek. Het HPV-virus dat bij Stéphanie de baarmoederhalskanker veroorzaakte, trekt zich niets aan van de taal van de patiënt. Het is net door samen te werken op een zo groot mogelijk gebied dat we een betere gezondheidszorg kunnen organiseren. Zo staan de 11 miljoen Belgen sterker in de onderhandelingen met de farmaceutische industrie wanneer ze samen door één minister worden vertegenwoordigd, dan wanneer twee verschillende ministers apart moeten onderhandelen voor de 6 miljoen Vlamingen en 4 miljoen Walen.
Achter de splitsingsagenda van de N-VA en het Vlaams Belang zit een duidelijk doel: besparen en onze federale sociale zekerheid kapot maken. Zo ging het al met de delen van de gezondheidszorg die naar de gemeenschappen gingen. Toen Vlaanderen verantwoordelijk werd voor de preventieve gezondheidszorg, belandde een draaiboek voor de aanpak van infecties in rusthuizen in de vuilbak. Wanneer covid vervolgens toesloeg, raasde het virus door onze woonzorgcentra met ontelbare doden tot gevolg.
Wie ziek is, heeft er veel voor over om te genezen. Daar maakt de farmaceutische industrie misbruik van. Ze legt de prijs van geneesmiddelen veel hoger dan wat het werkelijk kost om die medicijnen te ontwikkelen en te produceren. Daardoor ontspoort het budget voor geneesmiddelen. Volgens een studie van Solidaris betalen we met z’n allen 1 miljard euro te veel aan overwinsten voor Big Pharma omwille van de buitensporig hoge prijzen. Geld dat we dus makkelijk zouden kunnen terughalen als we werk maken van eerlijkere prijzen.
Maar de overheid staat erbij en kijkt ernaar. Ze gebruikt geheime prijsafspraken, de zogenaamde Artikel 81-contracten, om deals te sluiten met de farma-industrie. Deze achterkameronderhandelingen waren ooit een uitzonderingsmaatregel. Toen minister De Block (Open Vld) nog aan het roer stond, voerde Vooruit luid oppositie tegen deze geheime deals. Maar met Frank Vandenbroucke (Vooruit) als minister van Volksgezondheid ging het van kwaad naar erger. Alleen al in zijn eerste twee jaren als minister sloot Vandenbroucke 66 nieuwe deals. Voor elke 3 euro die we aan geneesmiddelen geven, gaat er vandaag één euro naar een geheim contract. Over de periode 2015-2020 gaven we zo al 4,8 miljard euro aan schimmige deals.
Het wordt tijd dat we zeggen waar het op staat. Grote farmaceutische multinationals maken misbruik van hun machtspositie en de bescherming van het patent om prijzen te vragen die buitensporig zijn. Voor de behandeling van baby Pia vroeg Novartis 1,9 miljoen euro voor één spuitje. Met het coronavaccin maakten Pfizer en Moderna maar liefst 90 miljard dollar winst in 2021 en 2022. Medicatie is volgens het zakenblad Forbes de meest winstgevende sector in de economie. Het is onze sociale zekerheid die opdraait voor die woekerwinsten en daardoor middelen tekort komt voor het zorgpersoneel.
Zo kan het niet verder. Als de farma-industrie te hoge prijzen vraagt, moet de overheid optreden. We brengen de prijzen van geneesmiddelen terug tot een redelijk bedrag. Hiervoor gebruiken we de 'fair price calculator' van de internationale vereniging van mutualiteiten (AIM). We brengen de prijs van alle gepatenteerde geneesmiddelen in België terug tot het bedrag dat de calculator berekent. In het geval dat farmaceutische bedrijven het idee van een eerlijke prijs niet willen aanvaarden, houden we als stok achter de deur de mogelijkheid om dwanglicenties op te leggen. Met een dwanglicentie breken we het patent en geven we een andere producent de kans om hetzelfde geneesmiddel te produceren aan een eerlijkere prijs. Zo stoppen we het farma-banditisme. Het recht op dwanglicenties ontstond eind jaren 1990 toen de Zuid-Afrikaanse president Nelson Mandela met de steun van talrijke ngo’s en volksbewegingen wereldwijd de strijd aanging met farmaceutische multinationals die verhinderden dat Indiase bedrijven goedkope hiv-medicatie in Zuid-Afrika zouden invoeren. Vandaag worden dankzij het systeem van dwanglicenties jaarlijks 20 miljoen mensenlevens in Afrika gered via de toegankelijkheid van deze voordien onbetaalbare geneesmiddelen. In België is het wettelijk kader rond dwanglicenties echter te ingewikkeld en daardoor nooit gebruikt. Daarom diende de federale fractieleider van de PVDA en dokter voor het volk Sofie Merckx in 2019 een voorstel in om de wettelijk voorziene procedure eenvoudiger te maken en makkelijker inzetbaar.
Die dwanglicenties kunnen we ook gebruiken in de strijd tegen de geneesmiddelentekorten, een probleem dat de laatste jaren fel is toegenomen. In januari 2023 waren er 337 medicijnen niet verkrijgbaar in onze Belgische apotheken. Hoe is zoiets mogelijk? Toeleveringsproblemen na de coronacrisis zijn vaak de oorzaak, maar er is meer aan de hand. De politiek weigert de farma-industrie te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Ze verhuizen de productie van bestanddelen naar India en China, ze weigeren voldoende reservevoorraden bij te houden en ze stoppen de verkoop van een product als het niet meer genoeg winst oplevert. Het wordt tijd dat farmabedrijven gesanctioneerd worden als ze niet de hoeveelheid medicatie leveren die afgesproken was. Die mogelijkheid bestaat wettelijk al meer dan 20 jaar, maar toch weigert minister Vandenbroucke op te treden.
Naast het gebruik van dwanglicenties bij buitensporige prijzen voor nieuwe medicatie, moet ook de prijs van de andere bestaande geneesmiddelen naar omlaag. Dat kan met het kiwimodel, geïnspireerd door het geneesmiddelenbeleid in Nieuw-Zeeland. In het kiwimodel neemt de overheid het voortouw: een commissie van onafhankelijke experts kiest op basis van wetenschappelijke studies de beste geneesmiddelen en vervolgens wordt voor de geselecteerde geneesmiddelen een openbare aanbesteding uitgeschreven. Zo wordt de beste prijs bedongen. Op dezelfde manier kunnen we ook de prijzen van medische hulpmiddelen zoals beugels, brillen of hoorapparaten drastisch doen dalen.
De grip van big pharma op onze gezondheid is immens. Het wordt hoog tijd dat we naast bovenstaande kortetermijnoplossingen werk maken van een fundamenteel ander model. We kiezen voor een Europees Salk Instituut (de naam is een eerbetoon aan Jonas Salk, de onbaatzuchtige ontdekker van het poliovaccin) dat met publieke middelen het onderzoek en de productie van nieuwe medicijnen kan sturen. De farma-industrie ontwikkelt nu alleen medicijnen als ze er vette winsten mee kunnen boeken. Daardoor laten ze veel onderzoek links liggen en staan patiënten in de kou. Met een Europees publiek onderzoeksfonds brengen we wetenschappers samen om baanbrekend onderzoek te verrichten. Nadat ze een geneesmiddel ontwikkelen zoeken we een producent die het wil fabriceren. Maar dat gebeurt aan eerlijke voorwaarden: betaalbare prijzen, goede werkomstandigheden, leverzekerheid… en géén patenten. Zo zetten we de samenleving terug in de cockpit van het geneesmiddelenbeleid.
We promoten verantwoord gebruik van medicijnen. We verbieden reclame voor medische producten gericht naar patiënten. Voor artsen zorgen we dat ze makkelijk toegang krijgen tot wetenschappelijke informatie over wat wel en niet werkt, in plaats van de beïnvloeding door farmaceutische vertegenwoordigers die ze nu krijgen.
Naar het voorbeeld van Nieuw-Zeeland kan ook een deel van de opbrengst door de lagere prijzen gebruikt worden om beter te informeren over geneesmiddelen. Zo was er de vzw Farmaka, een onafhankelijk centrum dat het verantwoord gebruik van geneesmiddelen promootte. Farmaka was een doorn in het oog van de farma-industrie. Daarom werd het in 2017 opgedoekt. Wij richten het opnieuw op.
Je gezond voelen is ook goed in je vel zitten. Psychologische moeilijkheden komen steeds vaker voor. Stress, uitputting, onzekerheid, eenzaamheid… Onze samenleving sukkelt van crisis naar crisis en van de mensen wordt steeds meer flexibiliteit verwacht. Maar wanneer mensen zich niet goed voelen, worden ze op zichzelf geworpen. De cijfers liegen er niet om. Eén op vier Belgen wordt tijdens hun leven minstens één keer psychisch ziek.
Mentaal welzijn is nog steeds een taboe. Gelukkig maken steeds meer jongeren het bespreekbaar. Op sociale media delen mensen hoe ze zich voelen.Hulp zoeken wordt positief aangemoedigd. Maar wie eindelijk de stap durft te zetten, stoot op de wachtlijsten. Moordend lange wachtlijsten. Letterlijk. Zowel voor een afspraak bij de psycholoog als bij een ingrijpende opname bij de psychiater moeten patiënten tergend lang wachten. Het gevolg is dat de problemen ernstiger en complexer worden. In een tv-programma vertelde een jongere aan presentatrice Flo Windey dat ze voor een crisisopname op een wachtlijst staat van drie jaar. "Drie jaar!", vertelde ze. "Een crisis kan je toch niet zomaar uitstellen?".
Bij gebrek aan toegankelijke geestelijke gezondheidszorg slikken de Belgen massaal pillen. Slaappillen, kalmeerpillen en antidepressiva schuiven vlot over de toonbank. Meer dan een miljoen landgenoten gebruikt antidepressiva.
Het huidige beleid schiet tekort, wat wordt onderstreept door talloze vrijwillige initiatieven die in het hele land opgezet worden. De inzet van al die vrijwilligers is bewonderenswaardig. Ze luisteren naar de problemen van de patiënten,organiseren praatsessies, enzovoort. Ze vullen het gat dat het beleid achterlaat. Maar patiënten zouden niet afhankelijk mogen zijn van de goede wil van vrijwilligers. Het is aan de overheid om een toegankelijke zorg te garanderen.
De huidige conventie van psychologen zorgt ervoor dat je bij sommige psychologen een beperkt aantal gesprekken kunt hebben aan een verlaagd tarief van 4 of 11 euro. Dit is een kleine stap in de goede richting, maar nog steeds blijven veel mensen in de kou staan. Dit project moet worden verdergezet en uitgebreid, meer investeringen zijn nodig. Zo kunnen meer psychologen (en andere erkende GGZ-beroepen) instappen en meer mensen gebruikmaken van dit aanbod.
Bij psychische problemen moet zo snel mogelijk worden ingegrepen. De geestelijke gezondheidszorg moet daarom niet enkel goedkoper maar ook bereikbaarder worden. Het wegwerken van de wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg moet een absolute prioriteit worden van de overheid. Voor mensen met ernstige psychiatrische problemen zetten we prioritair in op een uitbreiding van de mobiele teams, zowel voor crisissituaties als voor nazorg en chronische zorg. We voorzien wel voldoende bedden en personeel voor die patiënten die toch echt een opname nodig hebben
Daarnaast moet geestelijke gezondheidszorg worden aangeboden op de plekken waar de patiënten zich al begeven. Zo moeten psychologen kunnen werken in de wijkgezondheidscentra en zouden ze consultaties moeten organiseren in schoolgebouwen, woonzorgcentra en hulpverleningscentra waar veel kwetsbare mensen komen.
We stimuleren ook groepsbijeenkomsten waar mensen met een psychische kwetsbaarheid elkaar kunnen ontmoeten, zoals bijvoorbeeld de Herstelcafés. Veel mentale gezondheidsproblemen kunnen we ook voorkomen door werk te maken van een warmere samenleving.
We willen patiënten niet enkel genezen, we willen mensen ook zo lang mogelijk gezond houden. Dat is preventieve gezondheidszorg. Tot op vandaag behandelen de politici preventie stiefmoederlijk. Ons land besteedt slechts een beschamende 2 procent van het totale gezondheidsbudget aan preventie. Volgens experts zou het budget minstens 5 procent moeten bedragen. Die investering verdient zichzelf onmiddellijk terug want elke euro die naar preventie gaat, levert de maatschappij op termijn weer vier euro op. Het is een investering in een gezonde samenleving.
Ons land beschikt over bakken expertise over preventieve gezondheidszorg. Er wordt ijzersterk onderzoek verricht, er worden mooie campagnes opgezet en materiaal ontwikkeld. Maar op het terrein ontbreken de krachten om het allemaal uit te voeren. Zo gaat veel potentieel verloren. We hebben meer preventiewerkers nodig die deze campagnes tot bij de mensen kunnen brengen. Dat willen we aan de basis aanpakken door overal lokaal preventiehuizen op te richten. Daar kennen de zorgverleners de omgeving als hun broekzak: ze kennen de bewoners, hebben contacten met de school en sportclub en weten wat de uitdagingen zijn. Gedaan met een overvloed aan anonieme callcenters en apps. We brengen de zorg naar de mensen. In Borgerhout, waar de PVDA mee bestuurt, toonde een eerste experiment de grote meerwaarde aan die zulke lokale preventiehuizen kunnen betekenen. De Gezondheidskiosk opent er drie dagen per week de deuren en brengt informatie en advies rond gezondheid dicht bij de mensen.
Achter de grote gezondheidsproblemen van overgewicht en rookverslaving schuilt een industrie. Dagelijks worden we overspoeld door reclame voor ongezonde voeding. De gezonde “boodschappen van algemeen nut” van de overheid, kunnen daar niet tegenop. Wij willen de rollen omkeren. Het geld dat de tabaksindustrie in lobbywerk investeert, willen wij gebruiken om mensen zo veel mogelijk aan te sporen de sigaret te laten. Alle rookstop-programma’s maken we daarbij gratis.
Preventie moet de consument inspireren en motiveren, niet beschuldigen of bestraffen. Het leven is al duur genoeg, ongezonde producten nog duurder maken is niet de oplossing. Wij willen niet alleen naar de consumptie kijken, maar ook naar de productie. Het overmatig gebruik van suiker, vet en zout in producten moet verboden worden. We willen dat scholen gratis gezonde maaltijden en tussendoortjes aanbieden.