We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Landbouw

De winstlogica van de banken en de agro-industrie staat in de weg van een duurzame landbouw. Wij trekken resoluut de kaart van een landbouwbeleid waarin de boer centraal staat: met goede prijzen voor kwaliteitsproducten, met publieke investeringen en ondersteuning van technieken die de milieu-impact beperken en tegemoetkomen aan de uitdagingen van de klimaatcrisis.

De landbouw zit in crisis. Door de constante schaalvergroting onder impuls van de banken die enkel leningen geven voor schaalvergrotende investeringen, het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid dat grote bedrijven bevoordeelt via subsidies en de concurrentie op de wereldmarkt hebben boeren het steeds moeilijker om financieel het hoofd boven water te houden. Tegelijkertijd botst de sector op de ecologische limieten. Zoals veel andere sectoren, draagt ook de landbouw bij aan de klimaatverandering; maar wordt er bovendien ook zwaar door getroffen. Sinds enkele jaren hangt de stikstofcrisis als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de boeren. Door de constante schaalvergroting en industrialisering van de veeteelt belandt er te veel stikstof in onze natuurgebieden en waterlopen.

Dat beleid werd decennialang niet alleen vergund door de Vlaamse Regering, maar ook aangemoedigd. De kapitalistische logica van schaalvergroting is in botsing gekomen met de Europese milieuwetgeving, waardoor de Vlaamse Regering plots ingrijpende maatregelen moest nemen om een vergunningenstop zoals in Nederland te vermijden. Het stikstofakkoord dat is gesloten door N-VA, cd&v en Open Vld heeft als gevolg dat verschillende boerderijen waarschijnlijk hun deuren zullen moeten sluiten als ze geen tienduizenden euroā€™s investeren om hun stikstofuitstoot te doen dalen en andere boerderijen hun veestapel stevig zullen moeten laten inkrimpen. Nochtans kregen de landbouwers de afgelopen jaren van diezelfde partijen vlotjes vergunningen om hun stallen uit te breiden. Zij voelen zich bedrogen. Jos Dā€™Haese, fractieleider van de PVDA in het Vlaams Parlement, toonde begrip voor de boeren en zei: ā€œDe politieke koehandel over de toekomst van de boeren moet stoppen, de Vlaamse Regering moet zijn fouten uit het verleden niet afschuiven op de boerenā€.Ā 

In 40 jaar tijd zijn 70 procent van de landbouwbedrijven in Belgiƫ verdwenen. Tegelijkertijd is de gemiddelde oppervlakte per bedrijf verdriedubbeld, van 12,5 naar 38 hectaren, en nam het aantal varkens en pluimvee in Vlaanderen toe met respectievelijk 22 en 71 procent. Ook het aantal tractoren en machines is sterk gestegen. Er is dus sprake van een drastische trend naar schaalvergroting en intensivering. De werkgelegenheid in de sector ging fors achteruit: tussen 1980 en 2016 zijn 62 procent van de jobs verloren gegaan.

Voor de boeren heeft die trend naar schaalvergroting zich niet vertaald in een even grote toename van de inkomsten. Integendeel, de prijzen voor hun producten zijn relatief op hetzelfde niveau gebleven, terwijl de andere kosten verdubbelden tot verdriedubbelden. Het arbeidsinkomen van een boer schommelt rond de helft van wat loontrekkenden in andere sectoren verdienen. Boeren zijn dus verplicht meer te produceren op grotere schaal om voldoende inkomsten te genereren. De geproduceerde rijkdom verschuift ook van de producenten naar de financiƫle sector en de monopolies in de agro-technologie en supermarkten. Het beslag op landbouwgrond groeit met duurdere grondprijzen als gevolg. Van dit landbouwbeleid profiteren vooral de grote distributiebedrijven en de agro-industrie zoals Cargill, Bayer-Monsanto en NestlƩ. Greenpeace berekende dat de grootste agro-industriƫle bedrijven in 2021 en 2022 voor 53,5 miljard dollar aan dividenden uitgekeerd hebben aan hun aandeelhouders.

In een eerlijk landbouwbeleid moet de boer centraal staan. De boer krijgt een eerlijke prijs voor zijn product dat kwaliteitsvol en milieuvriendelijk is. Daarom steunen we de boeren tegen de monopolies van de agro-industrie en de distributiesector.Ā 

Monopolies hebben veel macht over de landbouwmarkt. In elke schakel van de productieketen zitten boeren in een slechte onderhandelingspositie ten opzichte van multinationals. Sinds de fusie van de Duitse chemiereus Bayer met het Amerikaanse Monsanto bezitten slechts drie bedrijven 64 procent van de insecticiden- en herbicidenproductie in de wereld en controleren vijf bedrijven 95 procent van de gepatenteerde zaden. Vijf bedrijven controleren meer dan 70 procent van de wereldwijde handel in geoogste gewassen. Die bedrijven maken grote winsten omdat ze de oogsten tegen lage prijzen aankopen bij de boer en ze dan met grote winstmarges verkopen aan de voedselverwerkers of de distributiesector. In Europa zorgen de 10 grootste supermarktketens voor meer dan 50 procent van de voedselverkoop. De megabedrijven bepalen niet alleen de prijzen, maar ook hoe de boer zijn producten mag produceren.Ā 

Het Prijzenobservatorium moet meer middelen en verantwoordelijkheden krijgen. Het Prijzenobservatorium is een instituut van de federale overheid dat waakt over de marktwerking, de prijzen en de winstmarges in de productieketen van onze voeding. Door hen meer middelen en verantwoordelijkheden te geven, kunnen we tot betere inzichten komen over de verdeling van de winst. Het Prijzenobservatorium formuleert aanbevelingen aan de regering en het parlement om in te grijpen in de prijsvorming zodat de producenten een eerlijke vergoeding voor hun werk krijgen. Zo zal een groter deel van de toegevoegde waarde terugvloeien naar de boeren in plaats van naar de zakken van de aandeelhouders in de agro-industrie en supermarkten.Ā 

We zorgen voor een stabiel inkomen voor de boer dat niet onderworpen is aan de grillen van de markt. Dat kan door strategische voorraden aan te leggen zoals in Frankrijk. In tijden van overproductie legt de overheid reserves van basisproducten aan door een deel van de oogst van de boeren op te kopen. Bijvoorbeeld, als er een goed jaar is in de graanteelt, kan de overheid de graanoverschotten opkopen en stockeren. Als er dan in een ander jaar tekorten zijn, kan de overheid die voorraden terug op de markt brengen. Op die manier blijft de prijs stabiel voor zowel de boeren als de consument, en blijven de inkomens ook stabiel. De PVDA wil dat de boeren een volwaardig inkomen kunnen krijgen door de verkoop van hun producten.

We promoten agro-ecologische technieken. Door gebruik te maken van biologische bemestings- en beschermingstechnieken zijn de boeren al een stuk minder afhankelijk van de producten van de agro-industrie. Tegelijkertijd moeten boeren en consumenten weer dichter bij elkaar komen. Boeren zoeken hun plaats terug in de lokale economie. Zo bestaat er Community Supported Agriculture (CSA), een systeem waarbij de landbouwer inkomensgarantie heeft en de consument toegang tot voedsel. In Vlaanderen bestaan er al zoā€™n 65 CSA-boerderijen. Bij een CSA-boerderij koopt de klant aan het begin van het seizoen het recht om een jaar lang voedsel te gaan afhalen bij die boer. We zetten ook in op de korte keten. Via de boerderijwinkel, boeren- en andere markten, plukboerderijen, initiatieven als Boeren & Buren of lokale handelaars kan de boer de consument bereiken zonder langs de grote voedselverwerkers en supermarkten te moeten passeren. In BelgiĆ« deden in 2020 al 7.285 landbouwbedrijven aan directe verkoop, een toename van 12 procent ten opzichte van 2016. We moedigen die trend aan omdat ze de boeren meer inkomen geeft en de band tussen producent en consument versterkt.

Jongeren moeten hun droom om in de boerenstiel te stappen vaak laten varen omdat de grond te duur, het inkomen te onzeker en de investeringen te hoog zijn. Nochtans is het broodnodig om jonge mensen in het beroep aan te trekken: 55 procent van de bedrijfsleiders is vandaag ouder dan 55 jaar en de meesten hebben nog geen opvolger; 20 jaar geleden was dat nog ā€˜maarā€™ 40 procent. Slechts 6 procent van de boeren is jonger dan 35. De overheid en de markt garanderen hen echter geen bestaanszekere toekomst. De stikstofcrisis heeft die onzekerheid alleen nog maar groter gemaakt. Heel wat boeren riskeren te moeten stoppen omdat ze te veel stikstof produceren. Maar door het juridisch prutswerk van de Vlaamse Regering is er nog altijd geen wetgevend kader, en dus leven veel boeren in grote onzekerheid. Dat de Vlaamse Regering de industrie milder wil behandelen dan de landbouw is ronduit oneerlijk. Door dat gebrek aan duidelijk beleid weten de boeren niet welke investeringen ze nog mogen doen. Om de omslag naar een duurzame landbouw te doen, hebben we juist die investeringen nodig en is duidelijkheid noodzakelijk. De PVDA wil dat de politiek stopt met het belerend vingertje naar de boeren en wil de boeren terug centraal zetten in het beleid.

In een reportage van Pano uit 2022 werd duidelijk wat aan de oorzaak ligt van de crisis in de Belgische landbouw. Het beleid van de laatste jaren was erop gericht om de landbouwmarkt alsmaar verder te liberaliseren en winstgevender te maken voor grote investeerders. Het gevolg daarvan is dat de kapitalistische landbouwmarkt bijna volledig werd gedereguleerd en de schaalvergroting werd versneld. Dat beleid heeft ertoe geleid dat boeren vaak geen leningen meer kregen van grote banken als KBC voor investeringen in bio-landbouw of agro-ecologie. Omdat de banken die investeringen onvoldoende winstgevend vinden. De banken dwingen boeren via leningen om te intensiveren en de schaal van hun bedrijf te vergroten. Dit heeft geleid tot megastallen met honderden dieren die veel stikstof uitstoten. Die stikstof komt via het water en de lucht terecht in natuurgebieden met alle negatieve gevolgen vandien.Ā 

We moeten de landbouw uit die winstlogica van de banken halen en dat kan door publieke investeringen. We vormen het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) om tot een Transitiefonds. Het VLIF is een fonds dat financiĆ«le hulp biedt bij bepaalde investeringen in landbouwbedrijven en jonge boeren helpt bij het opstarten van hun bedrijf. Als we dat omvormen tot een Transitiefonds kunnen we dat geld gebruiken voor het bevorderen van duurzame technologie en agro-ecologische projecten. We behouden de steun voor jonge landbouwers. Hiernaast zal de openbare investeringsbank (zie hoofdstuk Een openbare bank ten dienste van de mensen, private banken onder controle) de boeren goedkoop krediet verschaffen zodat ze hun bedrijven kunnen moderniseren. Een openbare investeringsbank oprichten maakt het makkelijker voor boeren om leningen aan te gaan voor duurzame investeringen.Ā 

We maken ook extra middelen vrij voor de psychologische ondersteuning van de boeren. Door de stikstofcrisis is het aantal vragen voor psychologische begeleiding bij vzwā€™s zoals Boeren op een Kruispunt ontploft. Het aantal zelfmoorden ligt in de sector zeer hoog. We mogen de boeren niet aan hun lot overlaten.

In Belgiƫ is amper een derde van de landbouwgrond eigendom van de producenten. Twee derde wordt gepacht: aan landbouwbedrijven verhuurd dus. Voor jonge boeren is de toegang tot grond het grootste knelpunt om in de sector te stappen. Grond vinden om te kopen of zelfs te huren is moeilijk.

Veel landbouwgrond wordt niet langer bewerkt omdat een ander gebruik rendabeler is: bijvoorbeeld voor woonverkavelingen, industriezones of paardenfokkerijen. Dat noemen we ā€˜ruimtebeslagā€™ op landbouwgrond. Sinds het begin van de jaren 1960 is in de Europese Unie een vijfde van de landbouwgrond door ruimtebeslag verloren gegaan. Dat is elf keer de oppervlakte van BelgiĆ«. In Vlaanderen is een derde van de gronden verhard (Zie hoofdstuk Ruimtelijke ordening). Wij beschermen de landbouwgrond en de kleine en middelgrote boerenbedrijven. Behalve in speciale gevallen offeren we geen landbouwgrond meer op. Door de druk op de landbouwgrond te verlagen kunnen we ook voedsel produceren op een manier die minder intensief is qua landgebruik, wat goed is voor de natuur en het klimaat. Daarom nemen we de betonstop als uitgangspunt voor een grondenbeleid van de toekomst.Ā 

Het ruimtebeslag en de grote investeringen in gronden leiden tot speculatie met landbouwgrond en tot concentratie van het grondbezit. Op Nederland na, heeft Belgiƫ de duurste landbouwgrond van Europa. In Vlaanderen heeft de druk op de landbouwgrond de prijs in tien jaar gemiddeld verdrievoudigd. Mensen met een groot vermogen, zoals de havenbaas Fernand Huts, kopen landbouwgrond om die dan later tegen een hogere prijs te verkopen. Een bedrijf als Colruyt heeft ook al 175 hectare landbouwgrond opgekocht om de boeren met precaire contracten onder hun voorwaarden te laten produceren. Daardoor wordt landbouwgrond alsmaar schaarser en duurder. De overheid moet dringend een grotere rol spelen in de bescherming van landbouwgrond. Wij eisen een stop op de verkoop van landbouwgrond van de overheid aan speculanten, zoals de verkoop van 450 hectare van het Gentse OCMW aan miljardair Fernand Huts. Dat vroeg ook Joris Relaes, administrateur-generaal van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek in 2023. Er moet een duidelijk landbouwgrondenbeleid komen voor publieke instellingen, indien we de omslag richting duurzaamheid willen maken, en publieke gronden zijn daarin een troef. Als regel geldt dat landbouwgrond enkel nog aan landbouwers mag verkocht worden.

Daarnaast willen we een publiek instituut oprichten voor het beheer van landbouwgronden zoals de SociĆ©tĆ© d'amĆ©nagement foncier et d'Ć©tablissement rural (SAFER) in Frankrijk. Dit instituut maakt gebruik van het recht op voorkoop om landbouwgronden die te koop staan op te kopen en dan door te verkopen aan landbouwers of publieke instellingen aan een gunstige prijs. Op die manier gaat er geen landbouwgrond meer verloren aan verdere bebouwing en hebben boeren gemakkelijker toegang tot een stuk grond.Ā 

Steeds meer landbouwgrond wordt ook in beslag genomen door de agro-industrie om er gewassen op te (laten) telen, bestemd voor de productie van biobrandstoffen (bio-ethanol of biodiesel) of om te vergisten voor de productie van biomethaan. Zo gaat Ć©Ć©n derde van de Waalse graanproductie naar energieproductie. Die projecten jagen de grondprijs enorm de hoogte in. Nu het Europees wetgevend kader geen verplichting meer inhoudt tot bijmenging van biobrandstoffen uit landbouwgewassen, willen wij aan deze praktijk een einde stellen. Vanuit dezelfde redenering moet biomethanisatie beperkt worden tot organisch afval dat niet tot veevoeder verwerkt kan worden. MaĆÆs verbouwen voor vergisting zoals nu gebeurt, is al helemaal uit den boze. Tot slot verzetten wij ons ook tegen de omvorming van landbouwpercelen tot ware plantages van zonnepanelen. Onze beperkte oppervlakte aan landbouwgrond moet dienen om voedsel te produceren voor mens en dier.Ā 

We willen ook een pachtwetgeving uitbouwen die de gebruiksrechten van actieve landbouwers laat primeren op de eigendomsrechten van de verpachters en speculanten, en die het voortbestaan van hun bedrijven waarborgt. De pachtwetgeving is historisch altijd een dam geweest tegen het onevenwicht tussen de boer en de landeigenaar. Maar de verpachters zijn steeds minder geneigd hun grond aan een boer te verpachten. Sommige beleidsmakers denken dat dit probleem weggewerkt kan worden door de grondmarkt te versoepelen en de rechten van pachters af te bouwen. Dat beleid zou dus betekenen dat boeren makkelijker van hun grond gezet kunnen worden. Die liberalisering kan enkel maar in het voordeel zijn van speculanten, want een grond zonder boer op is tot wel het dubbele waard van Ć©Ć©n met een boer. Als je weet dat boeren een loopbaan van 40 jaar moeten doen voor ze op pensioen gaan, is het afbouwen van hun pachtrechten geen goed idee. Zij doen investeringen die worden afgeschreven over periodes van jaren. Als speculanten dan de pacht opzeggen zien zij hun boerderij in rook opgaan. Het is dus essentieel dat we de gebruiksrechten van pachters beschermen. Het oprichten van een publiek instituut voor het beheer van landbouwgronden zoals hierboven vermeld is een noodzakelijke maatregel hiervoor.

Vandaag produceert onze planeet voldoende voedsel voor 10 miljard mensen. Door de crisis zijn de voedselprijzen door het dak gegaan en de laatste jaren lijden weer meer mensen honger: 828 miljoen volgens de laatste schatting. Daarnaast verkeren volgens de wereldvoedselorganisatie FAO zoā€™n 2,3 miljard mensen in matige tot ernstige voedselonzekerheid, waaronder 8 procent van de Europese bevolking. Deze cijfers dateren van 2021, dus van voor de sterk gestegen voedselprijzen door de oorlog in OekraĆÆne en de energiecrisis. Anno 2022 maakten in BelgiĆ« 600.000 mensen gebruik van voedselhulp. Het is duidelijk dat het kapitalistische model van de agrobusiness de mensen geen gezond, betaalbaar en milieuvriendelijk voedsel garandeert. Logisch, het doel van de agro-industrie is niet om mensen te voeden, maar om winst te maken.

De economische crisis of de oorlog in OekraĆÆne zijn volgens liberale opiniemakers de enige oorzaak van de voedselcrisis, hoewel telkens weer blijkt dat de grote bedrijven uit de agro-industrie er voor een groot stuk tussen zitten. Zij gebruiken de crisis om de prijzen van voedsel boven de inflatie te tillen en hoge overwinsten te maken. Om voor iedereen betaalbaar voedsel te verzekeren, voorzien we prijsblokkeringen voor essentiĆ«le producten in de supermarkten in tijden van hoge inflatie zonder dat we het inkomen van de boeren schaden. Test Aankoop stelde dat plan onlangs nog voor en ook Frankrijk voerde zoā€™n maatregelen in. We financieren dit door grote bedrijven als ADM, Bunge, Cargill en Dreyfus te belasten die samen tot 90 procent van alle graanoogst controleren.

We willen ook de voedselverspilling tegengaan in BelgiĆ«. De wereld produceert genoeg voedsel om iedereen te voeden, maar veel daarvan gaat verloren door voedselverspilling. We willen dat in BelgiĆ« bestrijden door ook groenten en fruit aan te bieden dat minder esthetisch is en om die reden momenteel door bedrijven weggegooid wordt vĆ³Ć³r het in de winkel terechtkomt. We kijken hiervoor weer naar Frankrijk waar je voor een lagere prijs ā€˜lelijke groenten en fruitā€™ kan kopen in supermarkten. Daarnaast willen we ook dat gezond voedsel terug toegankelijker wordt voor iedereen.Ā 

Onze voeding bevat te veel dierlijke eiwitten afkomstig van de intensieve (niet-grondgebonden) veehouderij. Dat impliceert: veel invoer van grondstoffen bestemd voor de veevoeders, veel verbruik van water en tegelijk veel uitstoot van broeikasgassen en polluenten zoals ammoniak die natuurgebieden schaden. Dieren telen op zoā€™n grote schaal vergroot ook het risico op dierenleed en epidemieĆ«n. Als overheid werken we aan een betere verhouding tussen plantaardige en dierlijke eiwitten in onze voeding, bijvoorbeeld door in alle kantines ook vegetarische schotels aan te bieden, naast de klassieke vleesgerechten.Ā 

Verder willen we het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) meer financiĆ«le en menselijke middelen geven om de controle op de agro-industriĆ«le sector te versterken. Het FAVV moet zich meer gaan focussen op de grote bedrijven, waar de risicoā€™s veel groter zijn omwille van hun schaal. We kiezen voor meer bedrijfsbegeleiding vanuit de overheid in plaats van boeren enkel te sanctioneren om het welzijn van de dieren en de milieubescherming te garanderen.Ā 

In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, voedt Europa de wereld niet en is Europa momenteel niet in staat zijn voedselsoevereiniteit te waarborgen. Europa importeert 11 procent van de calorieĆ«n en 26 procent van de eiwitten die het consumeert.Ā 

Wel bekleedt de Europese Unie een centrale positie in de wereldhandel in landbouwproducten: het is zowel de grootste exporteur als de grootste importeur ter wereld (in monetaire termen). Maar deze handel in landbouwproducten gaat gepaard met aanzienlijke sociale kosten en milieueffecten. Enerzijds beconcurreert de goedkope uitvoer van overschotten (vlees, melk) de producten van kleinschalige producenten in het Zuiden. Anderzijds gaat de afhankelijkheid van de invoer van bepaalde agro-industriƫle grondstoffen (soja, palmolie) gepaard met landroof en schendingen van de mensenrechten van lokale gemeenschappen. De milieukosten van deze wereldhandel zijn enorm.

De oorlog in OekraĆÆne heeft op pijnlijke wijze onze afhankelijkheid van de wereldmarkt aangetoond: zo bevoorraden Rusland en OekraĆÆne bijvoorbeeld 30 procent van de wereldhandel in graan en 50 procent van de zonnebloemolie. Europa was ook sterk afhankelijk van de import van Russische mest- en brandstoffen. In de tweede helft van 2021 verdriedubbelden de prijzen van meststoffen, met alle gevolgen vandien voor onze landbouw.

Tegen dit liberale (wereld)marktdenken verdedigen wij een andere logica : die van de voedselsoevereiniteit waarbij op elk (sub)continent en in elke regio getracht wordt zoveel mogelijk in de eigen behoeften te voorzien. Voedselsoevereiniteit wordt door de internationale boerenbewegingĀ La Via Campesina gedefinieerd als ā€œhet recht van volkeren op gezond voedsel, met respect voor culturen, geproduceerd volgens duurzame en milieuvriendelijke methoden, en hun recht om hun eigen voedsel- en landbouwsystemen te bepalenā€.

Een gemeenschappelijk landbouwbeleid op een nieuwe leest geschoeid vaart tegen de stroom in van de vrijhandelsverdragen. Die vormen immers een bedreiging voor de kleinschalige landbouw en maken de weg vrij voor de invoer van landbouwproducten van een agro-industrie die zich niet houdt aan de ecologische, sanitaire en sociale normen die we willen hanteren.

We weigeren daarom het verdrag tussen de Europese Unie en de Mercosur, evenals de bilaterale akkoorden van Europa met landen als Canada (CETA), AustraliĆ« en Nieuw-Zeeland, die de import van melk en vlees uit die landen wil vergemakkelijken. Deze verdragen werden goedgekeurd door de rechtse partijen, die vandaag beweren de boeren te verdedigen. Maar ook door de socialistische en groene partijen, die bijvoorbeeld het vrijhandelsverdrag steunden van de Europese Unie met Nieuw-Zeeland, een land dat helemaal aan de andere kant van de wereldbol ligt. Het is absurd voedsel van zo ver in te voeren dat hier geproduceerd kan worden. In de plaats daarvan heroriĆ«nteren we onze landbouw op de productie van gezonde, lokale voeding.Ā 

In alle internationale verdragen en regelgeving laten we de landbouw- en voedingsuitzondering inschrijven. Wij laten dezelfde milieu-, sanitaire, sociale en dierenwelzijnsnormen gelden als hier. Anders ondermijnen die akkoorden ons eigen landbouwbeleid zoals de Farm-to-Fork strategie. Zo worden in die verre landen bijvoorbeeld pesticiden of antibiotica gebruikt die hier niet toegelaten zijn, of gelden er andere normen inzake dierenwelzijn. We offeren onze landbouw en de kwaliteit van ons voedsel en ons milieu niet op het altaar van de internationale vrijhandel.

In Frankrijk bestaan regionale en intercommunale grootmarkten (ā€œmarchĆ©s dā€™intĆ©rĆŖt nationalā€) die bij plaatselijke producenten tegen rechtvaardige prijzen producten aankopen. Wij nemen dit model over.

De neoliberale ideologie heeft onze voedselvoorziening volledig uit handen gegeven; het staat steeds meer onder controle van enkele grote multinationals. De veralgemening van ggoā€™s is een zoveelste stap in dat proces. De recente gentechnologie stelt ons in staat het genoom van levende wezens rechtstreeks te veranderen in genetisch gemodificeerde organismen. Omdat deze ggoā€™s zich in de handen bevinden van op geld beluste concerns in de chemie en de zaaigoedindustrie, vormen ze een gevaar. De concerns focussen bijvoorbeeld op de ontwikkeling van variĆ«teiten die resistent zijn tegen bepaalde pesticiden (zoals glyfosaat) in plaats van op soorten die ziekteresistent zijn. Ze verhogen ook de afhankelijkheid van de landbouwer van de grootindustrie. Er rijzen ook veel vragen over de ecologische gevolgen van ggoā€™s op de langere termijn. Zo kunnen genetisch gemodificeerde planten zich verspreiden buiten de velden, zich met wilde planten kruisen of misschien ook populaties insecten aantasten. Om die redenen willen wij het moratorium op het telen van ggoā€™s in BelgiĆ« verlengen.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is Ć©Ć©n van de belangrijkste Europese beleidsdomeinen (een derde van de Europese begroting, bijna 400 miljard euro) en beĆÆnvloedt het soort landbouw dat we hebben: een agro-ecologische landbouw om de Europese bevolking te voeden of een intensieve industriĆ«le landbouw met kunstmest, pesticiden en megastallen gericht op de export. Met kwaliteitsvol voedsel en een goed inkomen voor de boeren, of aan bodemprijzen om concurrentieel te zijn op de wereldmarkt. Al drie decennia gaat het GLB de verkeerde kant op: in het voordeel van de agro-industrie. Vier vijfde van de subsidies gaat naar de 20 procent landbouwbedrijven met de meeste grond, zonder rekening te houden met de echte landbouwactiviteit. Zelfs vennootschappen die alleen maar landeigenaar zijn en niets produceren, kunnen subsidies trekken. Het is absurd dat een miljardair als Fernand Huts of een grootbedrijf als Colruyt Europese subsidies kan opstrijken, gewoon omdat ze landbouwgrond opgekocht hebben.

In de jaren '90 heeft de Europese Unie de landbouw geleidelijk opengesteld voor de wereldmarkt en de quota met vastgestelde prijzen voor bepaalde producten afgebouwd. Sindsdien schommelen de prijzen van landbouwproducten in Europa in lijn met de wereldmarkt. Dit maakt het onmogelijk om de producenten een billijke vergoeding te garanderen.Ā 

Het resultaat van dit beleid hoeft ons dan ook niet te verwonderen. De afgelopen 40 jaar werd de ontwikkeling van de landbouwsector gekenmerkt door het verdwijnen van boerderijen en een concentratie van grond in de handen van grote bedrijven. 3 procent van de landbouwbedrijven controleert de helft van de grond en in de voorbije tien jaar is in de Europese Unie al een kwart van de boerderijen verdwenen. Dat is een bedrijf om de drie minuten. Een afvalrace.

En toch raast de Europese Commissie verder op dezelfde weg. Het grootste deel van de fondsen van het nieuwe GLB 2023-2027 zal de kas van de grootste landbouwbedrijven blijven spekken, het groen tintje dat eraan gegeven wordt ten spijt. De kleine boeren, die het best geplaatst zijn om een meer lokale landbouw op menselijke schaal te implementeren die mens en natuur respecteert, blijven behandeld worden als stiefkindjes. Wij willen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de kleine ondernemingen meer ondersteunt, bijvoorbeeld door de hulp te plafonneren of door ze degressief te maken naargelang van de oppervlakte.

Het budget van het GLB moet grondig herverdeeld worden, van een beleid gebaseerd op steun volgens de oppervlakte aan landbouwgrond dat momenteel 60 procent van het budget opslorpt naar steun in functie van de werkgelegenheid. Zo bevoordelen we de kleinere en middelgrote familiale bedrijven. Verder verhogen we de steun aan jonge en nieuwe landbouwers.

Een kwart van het GLB-geld gaat nu naar de eco-regelingen. Dat zijn milieu- en klimaatmaatregelen die boeren vrijwillig kunnen nemen en waarvoor ze subsidies kunnen krijgen zoals de winterbedekking, milieuvriendelijke culturen of ecologische graslanden. Om het gebruik ervan verder aan te moedigen willen we het voorziene budget verhogen en de steun per hectare verlagen. Zo kan er meer geld vloeien naar kleine ecologische bedrijven en niet enkel naar grote boerderijen. We willen de ecologische voorwaarden voor de hectaresteun ook verbeteren om een goede basis milieukwaliteit te verzekeren.

We voeren ook opnieuw een systeem van quota in voor zuivel, eieren, vlees en gevogelte. Dat is een systeem waarbij quota worden uitgedeeld aan boeren op basis van voorspellingen van de vraag naar die producten. Ze voorkomen overproductie en bijgevolg prijsdalingen voor de boeren. Boeren kunnen in dat systeem ook gegarandeerde minimumprijzen overleggen met voedselverwerkers in de sector om een stabiel en fatsoenlijk inkomen te genereren. Het quotasysteem bestond in Europa tot 2015 om het inkomen van de Europese boeren te stabiliseren, en het bestaat nog in Canada voor melkproducten. Het gevolg van de afschaffing in Europa is dat de prijs van melk zo laag ligt dat veel melkveehouderijen geen volwaardig inkomen krijgen, soms zelfs met verlies produceren en via subsidies in leven worden gehouden. Dat komt de agrobusiness goed uit, maar niet de boeren. Wij kiezen de kant van de boeren, niet van de agrobusiness.

Van de beloofde administratieve vereenvoudiging is al helemaal niets in huis gekomen ; de boeren worden gek van de oneindige reeks aan regeltjes, die hen het leven onmogelijk maakt en die vaak getuigen van een gebrek aan voeling met het terrein. Wij willen daarentegen het werk van de landbouwers echt ondersteunen en hun werk vereenvoudigen zodat ze zich kunnen concentreren op hun stiel: degelijk voedsel produceren. De praktijk van het nieuwe GLB, met areaalaangiften en steunaanvragen, is uiterst complex. In Frankrijk is het ā€˜recht op foutenā€™ officieel opgenomen in het strategisch plan. Wij willen dit ook in BelgiĆ«. Het moet ook mogelijk zijn om zonder boete areaalaangiftes te corrigeren en aan te vullen en steunaanvragen toe te voegen of in te trekken.

De dubbele urgentie, sociaal en de klimaatverandering, noodzaakt een radicale verandering van onze landbouw en het nieuwe GLB is daar niet op berekend. Ten eerste versterkt het de concurrentie tussen landen door het gemeenschappelijke karakter van het beleid te verlaten. Deze toegenomen concurrentie zal de negatieve dynamiek en de ongelijkheid voor boeren in heel Europa versterken. Ten tweede, vanuit sociaal oogpunt, brengt dit nieuwe GLB geen fundamentele veranderingen aan in het systeem van beloning per hectare dat momenteel de grootste boerderijen bevoordeelt. Zonder een eerlijke vergoeding zal deze sociale ramp voortduren. De zeer lage herverdelingssteun (die bedoeld is om kleine en middelgrote landbouwbedrijven te ondersteunen) en de zeer hoge plafonds in de basishulp van het nieuwe GLB zullen de trend niet keren en zijn eerder een pleister op een houten been. Op milieuvlak toont dit GLB evenmin de nodige ambitie en is het zelfs in tegenspraak met de doelstellingen die de Europese Commissie heeft geformuleerd in de groene ā€˜Farm to Forkā€™-strategie.Ā 

De ā€˜Farm to Forkā€™-strategie is een essentiĆ«le stap als we de milieu- en klimaatvoetafdruk van ons voedselsysteem willen verkleinen. De strategie bevat duidelijke oproepen om de Europese wetgeving inzake pesticiden, antibiotica, zoƶnosen en voedseletikettering te verbeteren. We hebben inderdaad een gemeenschappelijk voedselbeleid nodig dat garant staat voor de productie van kwaliteitsvoedsel met minder pesticiden, dat beter is voor onze gezondheid en het milieu, dat strenge regels oplegt rond dierenwelzijn en dat stabiele en goedbetaalde banen oplevert. Geen wonder dat de agrobusiness van bij het uitbreken van de OekraĆÆnecrisis zwaar gelobbyd heeft om dit plan terug te schroeven. Maar meer dan drie jaar na de goedkeuring van deze strategie laten concrete maatregelen op zich wachten. Een brede beweging van burgers en maatschappelijke organisaties eist dan ook dat de Europese instellingen zich losmaken van de lobbyā€™s van de agro-industrie en de neoliberale dogmaā€™s.