We sluiten de fiscale achterpoortjes voor de grote bedrijven
Werknemers en kmo’s worden veel zwaarder belast dan multinationals en het grootbedrijf. Twee maten en twee gewichten. Daar willen we een einde aan maken:
25% is 25%. Het normale tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 25%. Ook grote bedrijven moeten hun belastingen betalen aan dat normale tarief.
Alles op tafel! We hebben transparantie nodig om de duistere vluchtwegen waarlangs multinationals en grote bedrijven belastingen ontwijken, op te sporen.
Ook de fiscale achterpoorten moeten toe.
Waarom fiscale achterpoortjes sluiten een prioriteit is
Om belastingen te ontwijken zetten multinationals ondoorzichtige constructies op waarbij ze hun winsten versluizen naar plaatsen met de laagste belastingtarieven. De EU Tax Observatory[1], een samenwerkingsverband van honderd onderzoekers, bracht die constructies in kaart in zijn Global Tax Evasion Report 2024. De conclusie luidde: door deze constructies gaat meer dan 20% van de winstbelastingen in de Europese Unie verloren.
Het Global Tax Evasion Report 2024[2] berekende ook dat Belgische multinationals in 2023 vier miljard euro minder belastingen hebben betaald dan het Europese minimumtarief van 15%. Omdat in België de vennootschapsbelasting niet 15% maar 25% bedraagt, gaat hier nog veel meer belastinggeld verloren voor ons land. Dat is een heel groot bedrag als je weet dat de totale vennootschapsbelasting in België zo’n 20 miljard opbrengt.
Werkende mensen hebben geen rekeningen in de Kaaimaneilanden of in Luxemburg. Zij betalen gewoon hun belastingen. En de fiscus kent hun inkomen tot de laatste cent. Ook de bakker en de zelfstandige om de hoek kunnen geen duur consultancybedrijf inhuren om achter hoek en kant, met een leger specialisten en slinkse trucs, belastingen te ontwijken. Alleen de grootsten en sterksten kunnen dat. Maar de kmo’s moeten in hun marktsegment wel tegen hen concurreren en opboksen.
Ook die grootsten en sterksten maken winst dankzij het werk van arbeiders en bedienden. Al die mensen zijn opgeleid in ons onderwijssysteem, blijven gezond dankzij onze gezondheidszorg, kunnen gaan werken dankzij onze investeringen in kinderopvang en ga zo maar door. En ze maken ook nog eens gebruik van allerlei infrastructuur die met publieke middelen is betaald.
Omdat zij massaal belastingvoordelen krijgen, lopen wij massaal inkomsten mis om te kunnen investeren in publieke dienstverlening, scholing, onderzoek en ontwikkeling. Hoog tijd dus om alle fiscale achterpoortjes te sluiten. Dan kunnen we die miljarden investeren in wat echt telt, en dan betaalt iedereen eerlijk belastingen.
Hoe pakken we het probleem aan?
25% = 25%. Ook grote bedrijven moeten het normale tarief van 25% vennootschapsbelasting betalen.
In ons land betalen werknemers met een gemiddeld loon zowat 32% belastingen. In de winkel betalen we ook nog btw. En we betalen accijnzen op onze verwarming en wanneer we tanken. We betalen distributienettarieven, we betalen afvaltaksen, riooltaksen en ga zo maar door. De regering wil ook nog eens nieuwe belastingen zoals koolstoftaksen invoeren.
Voor bedrijven is intussen het tarief van de vennootschapsbelasting stelselmatig verlaagd in een ware race to the bottom tussen landen, een voortdurend onderbieden, altijd maar lager. In de jaren 1980 was het tarief van de vennootschapsbelasting nog 48% van de winst. Vandaag is dat gezakt naar 25%. Bovenop zijn allerlei achterpoortjes geopend waarvan de grootste bedrijven maximaal gebruikmaken om nog veel minder te moeten betalen.
De samenleving blijft dat niet pikken, mede door de onthullingen van experts en het middenveld.
De PVDA, met volksvertegenwoordigers Marco Van Hees en Peter Mertens, legt al vijftien jaar lang bloot hoe weinig belastingen de grootste bedrijven betalen. We brachten ook het unieke achterpoortje dat “notionele interestaftrek” heet aan het licht. Dat kwam erop neer dat grote ondernemingen een percentage van hun eigen vermogen mochten aftrekken van hun belastingen. Hoe groter dat vermogen, hoe meer ze konden aftrekken en hoe minder belastingen ze moesten betalen. De rijkste bedrijven kregen zo de grootste belastingkortingen. Het was de wereld op zijn kop. Na jarenlange strijd was de regering verplicht het mechanisme te laten uitdoven, om het uiteindelijk begin 2024 af te schaffen. We haalden onze slag thuis.
Maar er blijven nog veel andere manieren van belastingontwijking.
Onder groeiende maatschappelijke druk heeft de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, een kader uitgewerkt om multinationale ondernemingen te verplichten minimum 15% belasting te betalen. Het is een stap in de goede richting al relativeren heel wat economen deze stap. Nobelprijswinnaar economie Joseph Stiglitz[3] schreef: “Het voorstel van de 15% minimum winstbelasting voor multinationale bedrijven is vanaf het begin te laag. En het is tandeloos door een hele reeks achterpoortjes en uitzonderingen.”[4]
Inderdaad, het is niet fair dat we van grote multinationals amper 15% belasting verwachten terwijl andere bedrijven in ons land 25% moeten betalen en werkende mensen zelfs nog meer. En we moeten beslist af van de achterpoortjes en uitzonderingen. Want het Global Tax Evasion Report 2024 berekende dat daardoor van de 15% minimumbelasting uiteindelijk veel minder zal overblijven. De 15% minimumbelasting dreigt zo een maximumbelasting te worden.
Hoeveel die voor België nog zal opbrengen, is nog onduidelijk. Minister van Financiën Van Peteghem (CD&V) verwacht er slechts 680 miljoen dollar van, een peulschil vergeleken met de vier miljard euro die we volgens het rapport jaarlijks mislopen.
We staan dan ook achter de oproep van het EU Tax Observatory om in de Europese Unie overal een minimum belastingtarief van 25% op te leggen en de achterpoortjes te sluiten.
Alles op tafel: we hebben transparantie nodig om een einde te maken aan de duistere vluchtwegen waarlangs multinationals en grote bedrijven belastingen ontwijken. Dan kunnen we ook het bankgeheim opheffen.
“Multinationals betalen dankzij hun schaalvoordeel en fiscale spitsvondigheid minder vennootschapsbelastingen dan kmo’s,” zei professor fiscaal recht Michel Maus.[5]
Spitsvondigheid kan allerlei vormen aannemen. Zo kan je als multinational je Belgische afdeling torenhoge prijzen aanrekenen voor de aankoop van eigen producten, of voor managementadvies of voor financiële diensten. Op die manier boekt je Belgische afdeling op papier minder winst en betaalt dus ook minder belastingen. Je winst boek je dan vooral waar ze veel minder belast wordt.
Een andere vorm van spitsvondigheid gaat als volgt: je laat een dochterbedrijf in een belastingparadijs een lening met hoge interest uitschrijven aan het Belgische filiaal van je multinational. Het Belgische filiaal betaalt dan een fikse interest op die lening en maakt zo minder winst. Je winst strijk je dan zonder veel belasting in het belastingparadijs op.
Multinationals laten ook hun labels, logo’s, merknamen en patenten registreren in belastingparadijzen om van daaruit hoge facturen te sturen naar hun filialen in andere landen. Die moeten dan auteursrechten betalen op het gebruik van die merknamen en logo’s. Het is een variatie op de vorige spitsvondigheden.
Grote internationale onderzoeken met namen als LuxLeaks, Panama Papers, Paradise Papers en Pandora Papers hebben de massale schaal van deze listige fiscale trucs blootgelegd.
In 2014 al werd Colruyt bijvoorbeeld aangesproken op zo’n constructie waarbij het leningen afsloot tussen Belgische filialen en een filiaal in Luxemburg. De financieel directeur zei daarover: “We schamen ons er niet voor te zeggen dat we aan fiscale optimalisatie doen.”[6] Zakenkrant L’Echo meldde toen dat Colruyt daarbij geheime afspraken met de Luxemburgse fiscus had gemaakt.[7] Tot op vandaag weigert Colruyt vragen van de pers over deze Luxemburgse constructie te beantwoorden. Het bedrijf houdt de lippen op elkaar.
Die houding van stilzwijgen verhindert het democratische debat over de achterpoortjes: de fiscale vluchtwegen blijven in het duister. Daar knelt het schoentje. Want zo wordt het quasi onmogelijk na te gaan of en hoe er fraude wordt gepleegd, in hoeverre de vluchtwegen illegaal zijn en in hoeverre niet, of de constructie in een grijze zone zit enzovoort. Het maakt het ook aartsmoeilijk om accuraat in te schatten hoeveel geld de overheden erbij verliezen. Kortom, het maakt het de belastingdiensten zeer moeilijk hun werk te doen.
Er is nog een lange weg te gaan naar financiële transparantie in België. We hebben wel het Centraal Aanspreekpunt, het CAP, van de Nationale Bank. Dat is een register dat de rekeningen van alle Belgen bijhoudt samen met het bedrag erop. Het CAP-register bevat een schat aan informatie waarmee de fiscus misbruik zou kunnen opsporen. Maar dan moet je die gegevens kunnen analyseren met computertechnieken zoals datamining. De Vivaldi-regering beloofde dat tegen september 2021 waar te maken. Een studie in opdracht van minister Van Peteghem benadrukte het belang ervan. Toch blijft de administratie tot op vandaag op haar honger zitten. Ze mag niet starten met de analyses en belastinginspecteurs krijgen slechts beperkte toegang tot de gegevens. Want de regering wil de noodzakelijke wetswijziging voor volle toegang nog altijd niet doorvoeren.
Hetzelfde lot is ook een andere databank beschoren. Sinds 2017 houdt de federale overheidsdienst Financiën het UBO-register bij. Daarop zijn de uiteindelijke begunstigden van elke vennootschap terug te vinden. Als je klaarheid hebt in wie achter welk bedrijf zit, kan je schimmige fiscale constructies detecteren. Het UBO-register werd dan ook al veel geraadpleegd. Zo kon de krant Le Soir[8] samen met een internationaal consortium corruptie, criminaliteit en fiscale constructies blootleggen. Minister Van Peteghem speelde met het idee om ook op het UBO-register computeranalyses te laten uitvoeren om fraude op te sporen. Maar de Vivaldi-regering besliste na een uitspraak van het Europees Hof van Justitie het register af te sluiten voor het publiek. Daarmee maakte ze verdere opsporingen onmogelijk.
Het CAP en het UBO-register toegankelijk maken en laten analyseren: dat is een belangrijke stap om eindelijk ook het Belgische bankgeheim op te heffen en heel wat fiscale constructies bloot te leggen.
Ook de fiscale achterpoortjes moeten toe.
Om ervoor te zorgen dat ook de grootste bedrijven het normale belastingtarief betalen, moeten ook de achterpoortjes dicht. Laat ons eens kijken naar drie Belgische voorbeelden.
Voorbeeld één: de winst (meerwaarde) die je maakt als vennootschap bij de verkoop van aandelen, is in ons land vrij van belastingen. Het is een wetgeving die in België geldt, maar elders niet. In Frankrijk bijvoorbeeld betalen vennootschappen wél belastingen op winst bij verkoop van aandelen. Zeer veel belastinggeld gaat bij ons dan ook via deze achterpoort verloren.
Enkele staaltjes daarvan:
In 2022 maakte de bedrijvengroep Ackermans & van Haaren van de familie Bertrand – ja, de familie van Alexia Bertrand, de staatssecretaris voor Begroting in de Vivaldi-regering – 340 miljoen euro winst met de verkoop van zorgbedrijf Anima en van Manuchar, een distributeur van chemische producten.[9] Op die winsten moest de groep geen cent belasting betalen.
Toen Colruyt in 2023 zijn windmolendivisie Parkwind voor 1,5 miljard verkocht, was dat “pure winst” zei professor fiscaal recht Michel Maus. [10]
Het Franse Engie heeft een Belgische dochteronderneming: Engie E.S.I.. Die boekte in 2022 meer dan een miljard euro winst uit de verkoop van dochteronderneming Equans[11] aan de Franse Bouygues Group. Engie E.S.I. moest op die winst geen cent belasting betalen.
Ook investeringsgroep Bois Sauvage boekte in 2022 een onbelaste winst van 95 miljoen euro bij de verkoop van chemiebedrijf Recticel.[12]
Het is een peperdure achterpoort voor de belastinginkomsten, al kan hij niet door kleine bedrijven gebruikt worden. Want heb je minder dan 10% in eigendom van het bedrijf waarvan je de aandelen verkoopt, of heb je er minder dan 2,5 miljoen euro in geïnvesteerd, dan moet je op de winst van de verkoop wél 25% belasting betalen.
Wij stellen voor deze achterpoort effectief te sluiten en de winst op de verkoop van aandelen net zoals iedere andere winst te belasten aan het tarief van 25%. Dat zou miljarden per jaar kunnen opbrengen. In 2019 dienden we daarvoor al een wetsvoorstel in.[13]
Voorbeeld twee: aandeelhouders van persoonlijke vennootschappen moeten geen belasting betalen op hun dividenden.
Normaal betaal je een roerende voorheffing van 30% op dividenden. Leveren je aandelen van AB Inbev bijvoorbeeld 200 euro dividend op, dan betaal je daar 60 euro belasting op. Maar ook hier is niet iedereen gelijk voor de wet. Want als de grootaandeelhouders van AB Inbev, de adellijke families de Mévius en de Spoelberch, bij diezelfde ronde bijvoorbeeld voor 20 miljoen euro dividenden opstrijken, dan kunnen ze die onbelast aan hun vermogen toevoegen. Zij hebben hun aandelen immers ondergebracht in de persoonlijke vennootschap Verlinvest. En omdat deze vennootschap voor meer dan 2,5 miljoen euro aandelen van AB Inbev bezit, moet er geen dividendbelastingen betaald worden.
Zo is het ook met de vennootschappen van de familie Boël, het 10de fortuin van Belgïe. Zij controleren de investeringsgroep Sofina. Europarlementslid Guy Verhofstadt zetelde er tot 2023 in de raad van bestuur en streek voor dat zitje jaarlijks 150.000 euro op. In 2021 boekte Sofina een winst van 2,59 miljard euro en betaalde daarop amper 846.000 euro belastingen. Dat is een belastingvoet van 0.03%. De dividenden die Sofina hiervan aan de familie Boël stort zijn echter vrijwel allemaal vrijgesteld van belasting omdat zij hun Sofina-aandelen in een persoonlijke vennootschap hebben ondergebracht die voldoende eigenaar is van Sofina. Een kleine belegger die in Sofina investeerde, betaalt echter wel 30% belasting op die dividenden.
Deze Belgische fiscale achterpoort is o.a. zelfs in de Verenigde Staten gesloten. Het is immers alleen maar eerlijk ook voor persoonlijke vennootschappen dividenden te belasten aan het gewone tarief.
Voorbeeld drie: vennootschappen moeten in landen als België geen belastingen betalen op dividenden die komen van bedrijven die al eens elders een klein beetje belasting hebben betaald. Hoeveel belastingen er daarbij effectief betaald zijn, doet er niet toe.
Dat zorgt ervoor dat multinationals dochterbedrijven gaan onderbrengen in Europese belastingparadijzen zoals Luxemburg en winsten naar die dochterbedrijven kunnen doorsluizen waar die aan lagere tarieven dan in België worden belast. Daarna komt de winst als dividend terug naar het Belgische moederbedrijf en die kan dat onbelast bijschrijven in zijn boeken.
Wij stellen voor dit grondig anders te doen. Ontvangt een Belgisch moederbedrijf dividenden van een dochteronderneming uit binnen- of buitenland, dan heft de fiscus daar het normale tarief van 30% voorheffing op. Indien het moederbedrijf kan aantonen dat de winsten die voor deze dividenden gezorgd hebben al belast zijn, dat kan de Belgische fiscus het bedrag daarvan van de tweede heffing aftrekken. Op die manier vermijden we dubbele belastingen, maar schakelen we het achterpoortje ook uit.
Hoe verschilt ons voorstel van wat andere partijen doen?
Alleen de PVDA wil echt iets doen aan de veel te lage belastingen voor multinationals en grote bedrijven. Al vijftien jaar lang brengt onze partij telkens opnieuw in de aandacht hoe weinig belastingen multinationals betalen. We hebben daarbij het hoog problematische achterpoortje van de “notionele interestaftrek” op de politieke agenda gezet. Dat achterpoortje is onder deze druk afgeschaft, het was onverdedigbaar geworden.
Wat later brachten we aan het licht dat de Belgische fiscus geheime belastingafspraken maakte: de “excess-profit rulings”. Ook die praktijk is onder onze druk vandaag verdwenen. Nu zetten we druk op de regering dat de belastingen die er illegaal mee verloren zijn gegaan, eindelijk worden teruggestort.
Zo wegen we al jaren op het debat en boeken we overwinningen.
De andere partijen in het parlement doen er alles aan om de achterpoortjes voor de grote bedrijven te behouden. Dat was het geval bij het debat in het federaal parlement over de Europese minimumbelasting voor vennootschappen. Benoît Piedboeuf, de fractievoorzitter van de Franstalige liberalen, zei dat we “er zeker voor moeten zorgen dat speciale aftrekposten zoals die voor innovatie behouden blijven”. Ook Marianne Verhaert van Open Vld pleitte voor het behoud van de achterpootjes. Zij vond dat we moeten zorgen “voor een loyale omzetting van de regels zonder dat gerichte fiscale steun onder druk komt te staan.” En N-VA beaamde bij monde van fractievoorzitter Peter De Roover dat we “niet al te blind de voordelen van het aantrekken van multinationals mogen wegwuiven.” De minister van Financiën Van Peteghem van de CD&V verzekerde het parlement daarop dat hij ervoor zou zorgen dat “de toepassing van een minimumbelasting de aftrek voor innovatie niet zal neutraliseren.”
De Vivaldi-partijen verdedigen ook andere achterpoortjes. Het niet belasten van meerwaarde op aandelen is in de wet opgenomen als een speciale uitzondering, net zoals de bepaling dat dividenden van persoonlijke vennootschappen onbelast blijven. Dat moet voor Vivaldi allemaal zo blijven. Althans, dat verdedigde Joris Vandenbroucke van Vooruit met vuur in het parlementair debat over de implementatie van de Europese minimumbelasting voor vennootschappen. Hij zei: “Wij hebben nu een internationaal systeem dat niet perfect is maar wel robuust. Wij kunnen daarmee toch zoveel mogelijk ontsnappingsroutes barricaderen om ervoor te zorgen dat multinationals waar dan ook een minimumbelasting, een faire bijdrage, op hun winsten betalen.” Hij stemde ervoor dat de achterpoortjes blijven bestaan. Welke ontsnappingsroutes barricadeerde hij daarmee?
De PVDA zag dat de achterpoortjes de nieuwe minimumbelasting zo lek maakten als een zeef. We stelden daarom voor de poortjes te sluiten. En om te vermijden dat het een maximumbelasting van 15% in plaats van een minimumbelasting zou worden, stelden we voor het minimumtarief op te trekken naar 25%. Beide voorstellen werden zowel door de regeringspartijen als door de rechtse oppositie van N-VA en Vlaams Belang weggestemd. Als het erom gaat de achterpoorten voor de grootste bedrijven te beschermen, werken zij schouder aan schouder.
Dezelfde allergische reactie op eerlijke belastingen voor grote bedrijven toonden de Vivaldi-partijen toen wij digitale multinationals als Google, Amazon, Facebook en Microsoft wilden aanpakken. Nochtans staat in het regeerakkoord dat België een internationale voortrekker van een digitaks moet worden en dat Vivaldi tegen 2023 een eigen Belgische digitaks zou invoeren indien er internationaal niets bewoog. Vandaag staan we hier nog altijd nergens. Toen de PVDA voorstelde de belofte van een eigen digitaks in daden om te zetten, stemden de Vivaldi-partijen dat weg. Veel woorden, geen daden: met eerlijke belastingen voor de multinationals gaat het altijd zo.
Als het over het opheffen van het bankgeheim gaat, is de Vivaldi-regering in hetzelfde bedje ziek. “We gaan het bankgeheim opheffen,” verklaarde PS-voorzitter Paul Magnette bij de voorstelling van het regeerakkoord in 2020. “Tegen 2021” zou de regering de bankgegevens die bijgehouden worden door het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank gaan analyseren. Die analyse heet “datamining”. Het werd de volgende niet-gehouden belofte. In 2023 moest minister van Financiën Van Peteghem op een vraag van PVDA-volksvertegenwoordiger Marco Van Hees nog altijd antwoorden dat “de administratie aan het onderzoeken is op welke manier datamining kan worden uitgevoerd.” Na al die jaren is er nog altijd niets.
Grote woorden, geen daden: dat geldt ook voor het UBO-register dat van alle bedrijven de lijst eigenaars bijhoudt. Het systeem speelt “een belangrijke rol in de strijd tegen witwassen en criminaliteit, omdat het duistere financiële netwerken kan blootleggen”[14], aldus PS-fractieleider Ahmed Laaouej. Maar na de grote woorden volgden de omgekeerde daden: het register werd door de regering afgesloten voor het publiek. De Vivaldi-partijen, maar ook Vlaams Belang en N-VA stemden tegen het PVDA-voorstel om het register toch voor journalisten en onderzoekers open te houden.
Zo blijven alle potjes toe.
Aan de fiscale achterpoortjes heeft Vivaldi helemaal niets gedaan. De met veel bombarie aangekondigde fiscale hervorming van minister van Financiën Van Peteghem is op een sisser uitgedraaid. Maar bij de voorstelling van zijn hervorming, die vooral de belastingen voor de gewone mensen zou verhogen, moest hij ook toegeven dat de vrijstelling van dividendbelasting voor persoonlijke vennootschappen niet meer houdbaar is.[15] Die opmerking botste binnen de Vivaldi-regering op zo’n hevig verzet dat Van Peteghem op zijn stappen moest terugkeren.
Ook aan het andere achterpoortje, de meerwaardebelasting op aandelen, is totaal niet geraakt. Het bestaat al sinds 1991 en overleefde regeringen van alle kleuren, zonder dat het in vraag werd gesteld.
Eerlijke belastingen voor multinationals en grote bedrijven? Daarvoor staat alleen de PVDA aan jouw kant. Ze haalt alles uit de kast om hen eerlijk hun belastingen te laten betalen. Dankzij ons is de notionele interestaftrek afgeschaft, dankzij ons is ook dat andere achterpoortje, de excess-profit rulings, een stille dood gestorven. Dankzij ons zullen ook de andere achterpoortjes sneuvelen.
Vragen en opmerkingen bij de strijd tegen de fiscale achterpoortjes
Gaan multinationals wel in België investeren als ze 25% belastingen moeten betalen?
Het enige dat wij vragen is dat multinationals 25% vennootschapsbelasting betalen. Met die 25% zou België “in de Europese middenmoot” zitten, wist het Verbond van Belgische Ondernemingen.[16] In onze grote buurlanden ligt het tarief zelfs iets hoger.
Het belastingtarief is niet de doorslaggevende reden voor multinationals om in België te investeren. Factoren zoals de hoge productiviteit van onze werknemers, de strategische locatie van ons land met daarbij de Antwerpse haven, en het grote aantal hoogopgeleide arbeiders en bedienden zijn allemaal redenen waarom bedrijven in ons land investeren.
Ook denktank Minerva onderzocht de relatie tussen belastingen en investeringen, maar ze vond geen samenhang: “Het niveau van de kapitaalinvesteringen door bedrijven in een bepaald land correleert niet met het tarief van de vennootschapsbelasting in dat land.” [17]
De energiecrisis heeft aangetoond dat lage en stabiele energieprijzen veel bepalender zijn voor het aantrekken van investeringen dan het belastingtarief. De hoge energieprijzen, en het feit dat ze op zo’n korte termijn zo sterk konden stijgen zonder dat de overheid ze blokkeerde, doet heel wat internationale beleggers twijfelen aan investeringen in Europa. De vennootschapsbelasting is daarbij zeker niet hun eerste zorg.
Natuurlijk is het mogelijk dat postbusbedrijven die vandaag naar België gekomen zijn omwille van de lage belastingen, hun postbus in een ander land zullen plaatsen. Maar deze bedrijven dragen hoe dan ook niets bij aan de reële economie van het land. En we stimuleren zo dat andere landen ook hun fiscale achterpoortjes sluiten.
Kan je multinationals wel aanpakken op nationaal niveau, moet dat niet internationaal?
De fiscale concurrentie tussen de landen heeft er de laatste decennia voor gezorgd dat het belastingtarief voor bedrijven bijna gehalveerd is: van 48% naar 25%. Daar bovenop maken landen, net zoals België, speciale achterpoortjes om multinationals ter wille te zijn. Dat zorgt voor een spiraal naar beneden waardoor de grootste bedrijven almaar minder belastingen moeten betalen. We moeten die spiraal doorbreken, ook door in België te beginnen met de achterpoortjes te sluiten.
We kunnen niet alleen het goede voorbeeld geven, we kunnen ook internationaal een actieve rol spelen voor eerlijke belastingen. De Vivaldi-regering beloofde internationaal aan de kar te trekken van een digitaks. Maar daar is niets van in huis gekomen. Ze beloofde ook op Europees vlak de Tobintaks op financiële speculatie te bepleiten. Ook daar kwam niks van terecht. En de Europese minimumbelasting voor vennootschappen die er ten langen leste aankomt, is volgens het EU Tax Observatory nu al bijna volledig uitgehold. Het minimumtarief is te laag, en individuele landen houden volgens het onderzoekscentrum te veel achterpoortjes open. Daar doet de Vivaldi-regering vrolijk aan mee.
Waarom betalen kmo’s en zelfstandigen meer belastingen dan multinationals?
Zowel multinationals als kleine en middelgrote ondernemingen moeten in principe 25% vennootschapsbelasting betalen op de winst die ze maken. Maar er zijn uitzonderingen en die zorgen ervoor dat grote multinationals vaak veel minder betalen dan kleine bedrijven.
Kmo’s moeten 20% betalen op hun eerste 100.000 euro winst. Maar daar stopt ongeveer hun voordeel.
Multinationals hebben een hele waaier aan mogelijkheden. Zo kunnen ze belastingvrij dividenden en meerwaarde op aandelen verdienen, indien ze minstens 2,5 miljoen euro investeren in een bedrijf. Iets wat de bakker om de hoek zich niet kan permitteren. Ze hebben ook de middelen om dure adviesbureaus in te huren die hen helpen via postbusbedrijven in belastingparadijzen als Luxemburg of Hongkong winst uit België weg te sluizen. Sommige grote bedrijven gebruiken ook hun macht om belastingwetgeving op hun maat te laten schrijven, zoals de innovatieaftrek of de karaattaks voor de diamantsector.
En tot slot zijn er heel wat belastingen die de grootste bedrijven niet raken, maar de kleintjes des te meer. Zo ontdekte de PVDA dat de gemeentebelasting op vestiging vaak is geplafonneerd. Daardoor krijgen de grootste bedrijven de grootste kortingen. Maar kmo’s en zelfstandigen komen nooit aan dat plafond en betalen altijd de volle pot. In Zelzate, waar de PVDA samen met Vooruit in een coalitie zit, draaiden we deze oneerlijkheid terug en rekenen we ieder bedrijf hetzelfde tarief aan per vierkante meter. De kleinsten deden er een sterk voordeel mee. Staalmultinational ArcelorMittal, dat ook in Zelzate gevestigd is, droeg een beetje meer bij dan ervoor.
Net zo pleiten wij ervoor dat multinationals over de hele lijn gewoon 25% belastingen moeten betalen, net als iedereen.
“Multinationals betalen toch al belastingen via sociale bijdragen en belastingen op de lonen?”
We horen deze opmerking regelmatig, maar ze is een drogreden. Het is niet omdat de werknemers bij een multinational belastingen betalen op hun loon, dat de multinational dat op zijn conto kan schrijven. Het is zoiets als: ik kan in mijn jas, mijn jas kan in de koffer, dus ik kan in de koffer. De belastingen op hun loon en hun sociale bijdragen betalen de werknemers zelf en dat stelt hun multinational niet vrij van vennootschapsbelasting.
Logisch toch, want die multinational maakt ook gebruik van de vruchten van deze belastingen. We mogen toch ook van het bedrijfsleven een bijdrage voor de samenleving verwachten en ervan uitgaan dat een deel van de winsten weer in de samenleving wordt gepompt. Want daarmee bouwen we onze wegen en infrastructuur, en doen we onze scholen, universiteiten, ziekenhuizen en nog veel meer draaien. Zonder belastingen zouden er geen gezonde en hoogopgeleide vaklui zijn, en ook geen kaaien, sporen en vervoersinfrastructuur.
Voetnoten
- https://www.taxobservatory.eu/
https://www.taxobservatory.eu/publication/global-tax-evasion-report-2024/
Zie bijvoorbeeld: https://www.project-syndicate.org/commentary/global-minimum-corporate-tax-agreement-needs-improvements-by-joseph-e-stiglitz-and-tommaso-faccio-2023-06
“The proposed 15% minimum corporate tax rate for multinational companies—at the onset, far too low—has been made largely toothless by a series of loopholes and carve-outs,”
https://www.lecho.be/entreprises/grande-distribution/impot-elude-colruyt-s-insurge/9578561.html
Le Soir 23.11.2022 https://www.lesoir.be/478658/article/2022-11-22/justice-un-bond-en-arriere-pour-la-transparence-financiere
Le Soir 23.11.2022 https://share.belga.press/news/d1b54653-fb7c-41f2-95a7-763085bf1367
https://www.denktankminerva.be/studies/2017/10/18/zuurstof-voor-bedrijven?rq=investeringen