We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Regering-De Croo neemt loonbarema’s onder vuur

De regering-De Croo wil niet dat mensen nog automatisch meer verdienen als ze meer loopbaanjaren op de teller hebben. Daarmee doet ze een serieus cadeau aan de bedrijven, die al langer vragende partij zijn om de loonbarema’s uit te hollen en zo globaal de lonen te verlagen.

donderdag 12 november 2020

Regering-De Croo neemt loonbarema’s onder vuur

De lonen in ons land worden grotendeels bepaald door de loonbarema’s. De sociale partners onderhandelen over die tabellen van brutolonen.

Het systeem bepaalt op basis van objectieve factoren, zoals ervaring, hoeveel iemand verdient. Dat zorgt voor goed voorspelbare inkomens en loopbanen.

Het is geen geheim dat de vorige regering van Charles Michel van die loonbarema’s af wou. Patronale organisaties als VBO en Voka zijn al lang vragende partij: het uithollen van de loonbarema’s betekent meer individuele onderhandeling, competitie, en uiteindelijk dus lagere lonen.

Ook de Vivaldi-regering wil nu opnieuw “een debat over het verloningspakket opstarten”. Een opmerkelijke toegift aan de bedrijven.

Recept uit de Zweedse keuken

Het stond al tussen de lijnen te lezen in de formateursnota van Alexander De Croo (Open Vld) en Paul Magnette (PS): “De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zal op korte termijn een studie afleveren over het verband tussen loon en anciënniteit. De regering vraagt aan de (sectorale) sociale partners om op deze basis een debat over het verloningspakket op te starten.”

Het gaat over een studie die de vorige minister van Werk, Kris Peeters, nog bestelde. Het onderzoek liet twee jaar op zich wachten en heeft een duidelijk Zweeds uitgangspunt: de koppeling tussen loon en anciënniteit ter discussie stellen.

Het hervormen van de loonbarema’s is een oude discussie. Huidig eerste minister Alexander De Croo zei in 2014: “Het zijn de jonge gezinnen die het meeste geld nodig hebben. We moeten de stijgende looncurve afvlakken.”

Die valse tegenstelling tussen jong en oud komt wel vaker terug in het loopbaandebat.

Jonge werknemers worden opgezet tegen ouderen, en zo verkleint de loonmassa van de gehele werkende bevolking

De financiële druk bij jonge gezinnen is niet het gevolg van de lonen van oudere werknemers (met meer anciënniteit). De hoofdoorzaken zijn te lage minimumlonen en de precaire statuten waar jonge mensen vaak in gedwongen worden.

De verantwoordelijkheid voor de lage starterslonen ligt dus bij de werkgevers zelf. Om de lage lonen bij jongeren te verbeteren, moeten we die problemen aanpakken.

Het debat over de loonbarema’s is daarbij een tactiek van verdeel-en-heers: jonge werknemers worden opgezet tegen ouderen, en zo verkleint de loonmassa van de gehele werkende bevolking.

Competitie in plaats van collectief overleg

Huidig minister van Werk Yves Dermagne (PS) ziet hier allemaal duidelijk geen graten in en herhaalt in zijn recente beleidsnota het voornemen van de Zweeds regering: “We zullen samen met de sectorale sociale partners bekijken of de bezoldigingsmethoden op basis daarvan kunnen evolueren.”

Hij gaat daarmee een heel eind mee in de patronale visie, die voor elk individueel personeelslid een loon naar werken wil betalen. Op basis van competenties en productiviteit. Los van collectief overleg.

Zonder barema’s zal de werkvloer snel veranderen in een heuse concurrentieslag, waarbij de bedrijven hun personeelsleden individueel tegen elkaar uitspelen

Het spreekt voor zich dat de vakbonden geen vragende partij zijn voor een dergelijke ‘evolutie’. Zij weten dat je collectief altijd sterker staat in loononderhandelingen.

Zonder barema’s zal de werkvloer al snel veranderen in een heuse concurrentieslag, waarbij de bedrijven hun personeelsleden individueel tegen elkaar kunnen uitspelen.

Niet alleen jong en oud. Iedereen die ooit tegenslag had of even hapert, zal dat voelen in de loonbrief.

Op de achtergrond spelen nog andere overwegingen mee. Veel beleidsmakers gaan ervan uit dat werkzoekende 55-plussers vandaag te duur zijn, juist door hun anciënniteit. Zeker in vergelijking met wat ze individueel nog opbrengen.

Om het magische streefdoel van 80% werkzaamheidsgraad te bereiken, mag het dus wat minder zijn, rekenen ze.

In realiteit stijgen de lonen vanaf 45 jaar al veel minder snel. Zeker in lagere functies.

De ervaring van de werknemers zorgt ook effectief voor meer productiviteit.

Als de individuele prestaties van werknemers zakken, is het net vaak omdat ze zich jarenlang moe of zelfs kapot hebben gewerkt. Daarom hun loon verminderen, is bijzonder cynisch.

Het bedrijf negeert zo ook hoe positief hun ervaring kan zijn voor de totale productiviteit. Bedrijven die zich zorgen maken over de prestaties van de 55-plussers zetten beter in op een gezond eindeloopbaanbeleid. Hen niet meer willen aanwerven of – nog erger – zomaar ontslaan, is een gemakkelijkheidsoplossing.

Tot slot zijn in de openbare diensten de laatste werkjaren dan weer van cruciaal belang voor het pensioen. Ook dat kan niet de bedoeling zijn.

PVDA blijft automatische koppeling lonen aan anciënniteit verdedigen

PVDA verdedigt de automatische koppeling van lonen aan anciënniteit. Daar zijn heel wat goede redenen voor.

Ten eerste is het een duidelijk, transparant en gegarandeerd systeem. Iedereen kent met zekerheid het bedrag van zijn of haar loon naargelang zijn of haar anciënniteit op het werk. De verhogingen zijn automatisch. Ze hangen niet af van de bedrijfsresultaten of van een evaluatiegesprek.

Ten tweede is de automatische koppeling een collectief en solidair systeem. De barema’s zijn gemeenschappelijke rechten die je gezamenlijk kunt verdedigen. Anciënniteit is solidair omdat het de oudste werknemers niet straft voor hun leeftijd. In het begin van hun loopbaan hebben ze vol overgave gewerkt, soms met alle gevolgen van dien voor hun gezondheid op latere leeftijd.

Ten derde voorkomt het discriminatie. Vrouwen, starters en mensen met precaire statuten (zoals interimcontracten of contracten van bepaalde duur) zijn volgens studies veel minder geneigd om te onderhandelen over loonsverhogingen. Ze staan vaak ook veel minder sterk. Het systeem van de loonbarema’s voorkomt dat ze daardoor ook lagere lonen krijgen.

Ten vierde zijn de barema’s voor veel mensen die in kleinere bedrijven werken, vaak de enige kans op een loonsverhoging. Hun bedrijven geven geen cent meer dan waartoe ze wettelijk verplicht zijn.

Ten vijfde, het systeem is door de objectiviteit en eenvoud ervan, vlot te controleren en af te dwingen. Een werknemer ziet meteen of het loon juist wordt uitgekeerd, of kan dat aan de vakbond vragen. Als je dan te weinig verdient, kan je het ook meteen afdwingen. Er is ook weinig discussie mogelijk, wat de procedures eenvoudig en snel maakt.

VBO en Voka willen dit stelsel van automatische loonsverhogingen afbreken en het loon bepalen à la tête du client. Pure willekeur, zoals het stukloon in de 19de eeuw. Zoiets leidt natuurlijk tot verdeeldheid, frustraties en gedemotiveerde personeelsleden. Blijkbaar een prijs die veel bedrijfsleiders bereid zijn te betalen voor de zoveelste knip in de lonen.

Heel wat partijen en beleidsmakers laten zich hervormingen aanpraten door de bedrijfslobby. Ze denken enkel economisch, zetten jong op tegen oud en blazen mee de competitie op de werkvloer aan.

Samen met de vakbonden verzet de PVDA zich tegen dat model. De lonen zijn op hun best als mensen ze samen onderhandelen en als ze regelmatig stijgen volgens heldere regels.