We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Sloot Westvlees haar ogen voor besmettingen om winst veilig te stellen?

In het vleesverwerkend bedrijf Westvlees werd een grote uitbraak van het coronavirus ontdekt. Een derde van de 163 arbeiders in de versnijderij testte positief. De directeur van het bedrijf weigert om alle werknemers te laten testen en wil vooral dat de productie blijft draaien. De PVDA vraagt dat alle werknemers van slachthuis Westvlees worden getest, dat ze in geval van besmetting hun inkomen kunnen behouden en dat de sociale inspectie wordt ingezet.

vrijdag 7 augustus 2020

Sloot Westvlees haar ogen voor besmettingen om winst veilig te stellen?

Al van het begin van de coronapandemie waren er vragen over de gezondheidsrisico's in het bedrijf. “De varkens blijven groeien, de boeren blijven werken en de Belg heeft barbecuevlees nodig”, zo reageerde Jos Claeys, directeur van Westvlees daar in april op. “Overal zien we dat slachthuizen broedplaatsen zijn van het coronavirus. Niet alleen vanwege de ventilatiesystemen, maar ook omwille van de onzekere werkomstandigheden. Hoe komt het dat er niet eerder maatregelen werden getroffen en het bedrijf de situatie blijft minimaliseren? Het is noodzakelijk om nu te handelen en krachtig op te treden" reageert Steven De Vuyst, PVDA-parlementslid. 

De nodige maatregelen nemen om het personeel te beschermen

De PVDA vraagt dat, in tegenstelling tot wat tot nu toe is beslist, alle 850 werknemers worden getest, ook die van de andere afdelingen dus. Als er nieuwe positieve gevallen worden ontdekt, zullen de werknemers van de andere afdelingen ook in quarantaine moeten worden geplaatst. 

De PVDA wil dat de in quarantaine geplaatste werknemers hun volledige inkomen kunnen behouden. Aangezien de in afzondering geplaatste werknemers tijdelijk werkloos worden (70% van het inkomen), moet het bedrijf het verlies van 30% van het inkomen aanvullen. "Er is geen reden om werknemers te straffen omdat ze op hun werkplek in contact zijn geweest met het virus", argumenteert De Vuyst. "Dit zou geen probleem moeten vormen voor de familie Claeys, eigenaar van de groep en een van de rijkste families van het land.” Het vermogen van de familie wordt geschat op 100 miljoen euro. “Enkele weken geleden nog verheugde Claeys zich in de pers dat de coronacrisis had geleid tot een omzetstijging van 15%", voegt de PVDA-volksvertegenwoordiger eraan toe.

In tegenstelling tot wat de werkgever en de federatie van vleesproducenten (FEBEV) beweren, is het duidelijk dat de werknemers op het bedrijf besmet raakten. Toch lijkt men daar niet van plan om ernstig in te grijpen. "Of we nu extra maatregelen nemen? Neen, want geloof me: we staan al maanden op scherp", klinkt het bijvoorbeeld laconiek bij CEO Thomas De Roover De Brauwer van het Tieltse slachthuis Debra Meat. 

Sociale inspectie moet situatie onderzoeken

"Het is onaanvaardbaar dat het bedrijf en de sector de risico's blijven minimaliseren en de verantwoordelijkheid naar haar werknemers doorschuift", verklaart De Vuyst. Vorige week werd al een besmettingswaarschuwing verzonden. "Hoe heeft men toen gereageerd?", vraagt De Vuyst zich af. Verder werkt een deel van het personeel met onzekere dagcontracten, en telt men niet minder dan 39 verschillende nationaliteiten onder de 850 personeelsleden. 

"Zijn alle noodzakelijke maatregelen genomen in een sector waarvan geweten is dat ze risicovol is? Hoe zit het met de arbeidsomstandigheden? We hebben antwoorden nodig op deze vragen, vooral omdat er elementen zijn die doen denken aan de situatie van de slachthuizen in Duitsland. We vragen minister Muylle om het voortouw te nemen en de sociale inspectie te sturen", besluit De Vuyst. 

In het Duitse vleesbedrijf Tönnies raakten in juni nog honderden mensen besmet met het coronavirus. Het bedrijf liet de werknemers die met precaire contracten zijn tewerkgesteld in onveilige omstandigheden werken. De Roemeense en Bulgaarse arbeiders zijn vaak ook in worden vaak ook in onmenselijke en onveilige omstandigheden gehuisvest. Het gevolg van een organisatie van de voedingsindustrie waarbij de maximale winst op de eerste plaats komt, niet de gezondheid.