We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

“België exporteerde midden de oorlog tegen Gaza 16.000 kilogram buskruit naar Israël”

“Dat is een regelrechte inbreuk op het VN-Wapenhandelsverdrag en op het Vlaams Wapendecreet”, zegt PVDA-volksvertegenwoordiger en Antwerps gemeenteraadslid Peter Mertens.

donderdag 25 januari 2024

Het haven van Antwerpen

Samenvatting

Op 30 november 2023, na meer dan vijftig dagen van bombardementen door Israël op de Gazastrook, exporteerde ons land 16.000 kilogram buskruit, afkomstig van PB Clermont, via de ZIM-rederij naar Israël. Het transport verliep via het Deurganckdok in de Antwerpse haven.

“Dat is een regelrechte inbreuk op het VN-Wapenhandelsverdrag en op het Vlaams Wapendecreet”, zegt PVDA-volksvertegenwoordiger en Antwerps gemeenteraadslid Peter Mertens. Hij diende al een klacht in bij de onderzoeksrechter over de vorige wapentransporten en gaat nu een bijkomende klacht indienen om de illegale transporten te kunnen stoppen.

“Enerzijds laat de federale regering uitschijnen dat ze zich schrap zet voor een staakt-het-vuren, maar anderzijds exporteert België wel 16.000 kilogram munitie naar de oorlogsvoerende partij Israël. Dat is erg hypocriet”, aldus Peter Mertens.

“De minister van Buitenlandse Zaken kan het buitenlands beleid coördineren en alle actoren samenroepen om tot een gezamenlijk export- en transit-beleid te komen. Dat deed de federale regering wel inzake het wapenembargo tegen Rusland, maar doet ze niet ten aanzien van Israël. Stel je voor dat ons land 16.000 kilogram munitie naar Moskou zou exporteren! Het gebeurt wel naar Israël.”

Volgens Peter Mertens doorbreken ook de Waalse en Vlaamse regeringen het VN-Wapenhandeldecreet. De Waalse regering doet dat door het exportverbod te negeren, de Vlaamse regering doet dat door het transitverbod te negeren. In plaats van naar elkaar te wijzen moet de federale regering het initiatief nemen om de wapenexport en -transport transparant te maken en dan ook effectief te verbieden.

1. Wat betreft militaire transporten naar Israël hebben wij in samenwerking met Vredesactie vorige keer naar buiten gebracht dat rederij ZIM vorig jaar 246 ton aan militair materieel via de Antwerpse haven op schepen naar Israël vervoerde. Dat bleek uit documenten die we opvroegen bij het Havenbedrijf en de stad Antwerpen. Die besloegen de periode 26/11/2022 tot en met 26/11/2023.

2. Wij zijn daar toen zowel federaal, Vlaams als in Antwerpen over tussengekomen. Niemand lijkt zijn verantwoordelijkheid te nemen. De verschillende bestuursniveaus wijzen elkaar met de vinger, maar niemand treedt op.

3. Uit bijkomende documenten die we opvroegen, opnieuw via het Havenbedrijf en de stad Antwerpen, voor de periode vanaf 27/11/2023 tot en met 22/1/2024, blijkt dat er sinds 27 november nog drie schepen van de ZIM-rederij aanliepen in Antwerpen, met een volgende aanloop gepland (ETA) op 25 januari. Uit de documenten die PVDA Antwerpen opvroeg bij de Haven van Antwerpen blijkt dat de drie schepen van ZIM als bestemming Israël hadden:

4. Uit de documenten blijkt bovendien dat op een van deze schepen, namelijk de ZIM Alabama, die op 30/11/2023 in het Deurganckdok aanlegde, explosieven aanwezig waren. Het gaat dan specifiek om een lading buskruit (UN-nummer 0161) met een nettogewicht van 16.000 kg.

Uit de tracking (op containernummer) van ZIM zelf blijkt dat de eindbestemming van de container Ashdod was.

5. In tegenstelling tot vorige keer gaat het dit keer niet over doorvoer, maar over uitvoer vanuit ons land. De lading passeerde ditmaal niet gewoon de Antwerpse haven nadat ze elders geladen was, maar werd in Antwerpen aan boord geladen.

6. De goederen zijn afkomstig van het bedrijf PB CLERMONT (ondernemingsnummer 0441.128.086) gelegen in Engis. Dit bedrijf is onderdeel van de Franse groep Eurenco.

  • Deze vaststelling is gebaseerd op het feit dat in de vorige documenten (over de periode 26/11/2022 t.e.m. 26/11/2023) PB Clermont de enige fabrikant van militaire goederen was met een vervoersvergunning voor springstoffen. Het ging dan specifiek over dezelfde soort springstoffen als degenen die op de ZIM Alabama zijn geladen (UN-nummer 0161).
  • Het gaat dus niet enkel om doorvoer (in het geval van het Vlaams gewest), maar ook om uitvoer (vanuit het Waals gewest).

7. De uitvoer en doorvoer van deze producten is illegaal, want het gaat in tegen verschillende verdragen en decreten waaraan België en/of het Vlaams en het Waals gewest gebonden zijn.

8. Ten eerste het VN-wapenhandelsverdrag.

  • Artikel 6 van het Wapenhandelsverdrag stelt: “3. De Staat die Partij is geeft geen vergunning af voor de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is of van producten waarop artikel 3 of 4 van toepassing is, indien hem op het tijdstip van de afgifte van de vergunning bekend is dat de wapens of producten zouden worden gebruikt voor het plegen van genocide, misdaden tegen de mensheid, grove schendingen van de Conventies van Genève van 1949, aanvallen gericht tegen burgerdoelen of als zodanig beschermde burgers of andere oorlogsmisdaden omschreven in de internationale verdragen waarbij hij partij is.”
  • Deze bepaling legt duidelijk de verplichting op aan de Belgische overheid om geen vergunning af te leveren voor een transfer van wapens die gebruikt zouden worden voor het plegen van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid, genocide en andere zware inbreuken van de verdragen van Genève.

9. Aangezien de goederen afkomstig waren uit het Waals Gewest, maar werden geladen in het Vlaams Gewest, gaat het voor Vlaanderen technisch gezien om doorvoer. De doorvoer van deze goederen gaat in tegen het Vlaamse wapenhandeldecreet.

  • Artikel 4, §1 Wapenhandeldecreet stelt: “De Vlaamse Regering kent vergunningen, machtigingen en certificaten als vermeld in dit decreet, toe als de aanvrager in het Vlaamse Gewest zijn of haar woonplaats of maatschappelijke zetel heeft. Als de aanvrager geen woonplaats of maatschappelijke zetel in België heeft, kent de Vlaamse Regering een vergunning toe als de in-, uit- of doorvoer of de overbrenging op het grondgebied van het Vlaamse Gewest plaatsvindt.”
  • De opdrachtgever of opdrachtgevers van de doorvoer zijn niet bekend. Het kan de Israëlische overheid zijn of de verzender van de goederen aan boord van de ZIM-schepen. De doorvoer zelf vond plaats op het grondgebied van het Vlaams Gewest, meer bepaald het Deurganckdok in de Antwerpse Haven. Door deze locatie is de doorvoer vergunningplichtig op basis van het Vlaamse Wapenhandeldecreet.
  • Artikel 8 §2/1 Wapenhandeldecreet stelt: “In de volgende gevallen is een vergunning als vermeld in artikel 21 vereist voor de doorvoer van de goederen, vermeld in paragraaf 1 en 2:
    1° de goederen worden van het ene transportmiddel op een ander transportmiddel overgeladen en het gaat niet over een overbrenging tussen twee lidstaten van de EU;
    2° de goederen worden van een transportmiddel gelost en nadien opnieuw op hetzelfde transportmiddel geladen en het gaat niet over een overbrenging tussen twee lidstaten van de EU;
    3° de exporteur, de vervoerder of de doorvoerder van de goederen of een andere bij de voorgenomen doorvoer betrokken partij draagt er kennis van of wordt er door de dienst die de Vlaamse Regering daarvoor heeft aangewezen, van in kennis gesteld dat:
    a) de goederen bestemd zijn of kunnen zijn voor een land dat op het moment van de voorgenomen doorvoer onderworpen is aan een wapenembargo of andere beperkende maatregelen van de VN, de EU of de OVSE;
    b) de goederen bestemd zijn of kunnen zijn voor een land waarvoor op het moment van de voorgenomen doorvoer met toepassing van artikel 43 en bij wijze van algemene maatregel de toegekende uit- en doorvoervergunningen geschorst of ingetrokken zijn of met toepassing van artikel 43/1 door de Vlaamse Regering geen enkele overbrenging, uit- of doorvoer met dat land als land van bestemming of eindgebruik wordt toegestaan;
    c) de goederen bestemd zijn of kunnen zijn voor het plegen van genocide, misdaden tegen de mensheid of oorlogsmisdaden, omschreven in de internationale verdragen waarbij België partij is;
    d) de doorvoer strijdig is of kan zijn met de verplichtingen van het Vlaamse Gewest en België als partij bij internationale verdragen of als lid van internationale regimes op het gebied van non-proliferatie of ontwapening.
  • Er is sprake van een vergunningplicht voor doorvoer als er sprake is van één van de situaties onder artikel 8, §2/1, 3° Wapenhandeldecreet. In dit geval zijn de situaties onder c en d relevant. Met name of er kennis voorhanden was dat de goederen bestemd voor Israël ook “bestemd zijn of kunnen zijn voor het plegen van genocide, misdaden tegen de mensheid of oorlogsmisdaden, omschreven in de internationale verdragen waarbij België partij is” (c) of dat “de doorvoer strijdig is of kan zijn met de verplichtingen van het Vlaamse Gewest en België als partij bij internationale verdragen of als lid van internationale regimes op het gebied van non-proliferatie of ontwapening” (d).
  • Om artikel 6 van het VN-wapenhandelsverdrag ook op doorvoer te kunnen toepassen heeft de Vlaamse decreetgever deze situaties vergunningsplichtig gemaakt. Met dien verstande dat wanneer er duidelijk kennis is van zulk een gebruik als voorzien in artikel 6 Wapenhandelsverdrag, dit inhoudt dat de vergunning geweigerd wordt. De vergunningsplicht zelf is ruimer: artikel 8, §2/1, 3° Wapenhandeldecreet spreekt van “bestemd zijn of kunnen zijn” in c en van “strijdig is of kan zijn” in d. Wanneer er redelijkerwijs sprake is van een risico op zulk een gebruik zijn de goederen vergunningsplichtig.”

10. Voor de doorgevoerde goederen met bestemming Israël geldt wel degelijk dat ze “bestemd zijn of kunnen zijn” voor oorlogsmisdaden en andere zware inbreuken van de verdragen van Genève, en dat bijgevolg deze doorvoer strijdig is met de verplichtingen die België heeft aangegaan onder artikel 6 van het Wapenhandelsverdrag.

11. Hieruit volgt dat de doorvoer van militair materiaal naar Israël vergunningplichtig is. Gezien er geen enkele doorvoervergunning naar Israël werd verleend, zijn alle gevallen van doorvoer met bestemming Israël in overtreding met het Wapenhandeldecreet.

12. Ook relevant is de algemene beleidslijn van de Vlaamse regering over de uitvoer en doorvoer van strategische goederen naar Israël. Dit specifieke beleid bestaat erin dat geen uitvoer noch doorvoer wordt goedgekeurd die de versterking van de militaire capaciteit van de Israëlische krijgsmacht inhoudt. Meer bepaald stelt de controledienst daarover: “Binnen de contouren van het Wapenhandeldecreet en de dual use-verordening is de overbrenging, de uitvoer en de doorvoer van de verschillende categorieën van strategische goederen (defensiegerelateerde producten, ordehandhavingsmateriaal, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, civiele vuurwapens en dual use-producten) niet toegestaan als er sprake is van militair eindgebruik in Israël. Dat wil zeggen dat de vergunning niet wordt toegestaan als de eindgebruiker de Israëlische overheid, het Israëlische leger of een Israëlische defensiegerelateerde onderneming is, of als civiele ondernemingen de goederen zullen aanwenden voor militaire doeleinden;” (*)

13. De verantwoordelijkheid voor alle bestuursniveaus is dus groot. De federale regering zet wel een grote toon op over het conflict in Palestina, maar intussen staat ze toe dat er militair materieel via ons grondgebied passeert. Meer zelfs, dat er vanuit eigen land militair materieel wordt uitgevoerd naar Israël. Dat gaat rechtstreeks in tegen het VN-wapenhandelsverdrag dat België in 2013 ondertekende. Nog stuitender is het feit dat het meest recente transport plaatsvond tijdens de verschrikkelijke belegering van Gaza. Er bestaat dus geen enkele twijfel meer dat er een grondige reden is om aan te nemen dat het buskruit dat vanuit ons land richting Israël werd vervoerd op de ZIM Alabama, gebruikt wordt door de Israëlische staat in de oorlog tegen de Palestijnen. De Federale overheid, specifiek de FOD Economie, levert de vervoersvergunningen voor springstoffen af en licht hier de andere betrokken besturen over in.

14. Ook de Vlaamse regering, het Waals gewest en de stad Antwerpen dragen verantwoordelijkheid. De gewesten zijn bevoegd voor de regulering en vergunning van wapenhandel. De Vlaamse dienst Controle Strategische Goederen (dCSG) gaat in principe over het toekennen van een vergunning voor de invoer, de uitvoer of de doorvoer van wapens, munitie en militaire technologie.(*)

15. Ook de Stad Antwerpen zou melding moeten doen bij de (dCSG) wanneer men weet heeft van mogelijke inbreuken op de wetgeving rond wapenhandel. Zoals Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) zelf verklaarde in het Vlaams Parlement: “Het standpunt is dat elke doorvoer, die in strijd is met de verplichtingen van het Wapenhandeldecreet, problematisch is. Dat lijkt hier voor minstens een deel van de goederen het geval te zijn. Als het effectief ging over gecontroleerde goederen, dan had de rederij of elke andere betrokken partij in de beschreven gevallen de vooropgestelde doorvoer aan de Dienst Controle Strategische Goederen minstens moeten melden. Dat is een decretale verplichting en dat is hier niet gebeurd.” (*)

16. Onder druk van het middenveld, vakbonden en de PVDA beloofde het stadsbestuur van Antwerpen intussen melding te maken bij het dCSG bij vermoedens van inbreuken op het wapenhandeldecreet. Er lijkt echter een gebrek aan sense of urgency te zijn, zoals blijkt uit de documenten die we opvroegen: