We brengen de PVDA dichter bij jou en jou dichter bij de PVDA.!

Download onze app

Hoe het patronaat ons de crisis wil laten betalen: analyse van de plannen van Voka, VBO en UWE

De Vlaamse werkgeversorganisatie Voka pakte half mei uit met haar "Relanceplan arbeidsmarkt: 13 maatregelen om sociaal bloedbad te vermijden". Het plan kreeg meteen bijval van de Franstalige tegenhanger, l’ Union Wallonne des Entreprises (UWE). Op 2 juni nam het VBO uit dit plan maatregelen over voor zijn “4x4-relanceplan". Het Voka-plan geeft de nationale richting aan die de werkgevers willen volgen om de werknemers te laten betalen voor de crisis.

woensdag 3 juni 2020

Hoe het patronaat ons de crisis wil laten betalen: analyse van de plannen van Voka, VBO en UWE

Op het menu van het herstelplan: vakantie uitstellen, werkgeversbijdragen voor 2020 uitstellen of afschaffen, meer flexibiliteit voor iedereen, werknemers ter beschikking stellen, tijdelijk werklozen verplicht activeren en de wet-Renault herzien. De vakbonden omzeilen is de rode draad.

De 6 belangrijkste maatregelen


1. Werkgevers toestaan om vakantie uit te stellen

"We gaan deze zomer toch niet allemaal op vakantie vertrekken?”, zei Voka-voorzitter Wouter De Geest toen hij zijn plan aan de pers voorstelde. Volgens hem zullen in de zomermaanden de bedrijven weer kunnen opstarten en is het absoluut noodzakelijk dat werknemers geen vakantie nemen, zodat het werk zeker kan worden hervat. Voka wil dus dat werknemers hun verlof kunnen uitstellen tot 2021 of het op hun "loopbaanrekening" zetten - een soort individuele rugzak waarin verlofdagen worden opgespaard en niet-ingehaalde overuren worden gecumuleerd - , waaruit de werknemer kan putten wanneer hij de toestemming van de werkgever krijgt. Lang duurde het niet of Open Vld legde in het parlement een wetsvoorstel in die zin neer.

Volgens de huidige wetgeving is men verplicht om tussen 1 mei en 31 oktober 10 dagen verlof te nemen, waarvan 5 opeenvolgende dagen. Met andere woorden, de werkgever is verplicht om voor elke werknemer tussen mei en november minstens 10 dagen verlof te aanvaarden. PVDA-voorzitter en federaal parlementslid Peter Mertens bracht dit tijdens zijn interpellatie van premier Wilmès in herinnering: “Juist nu, na deze inperkingsperiode, moeten de werknemers op adem kunnen komen. Bovendien moeten veel werknemers hun vakantie afstemmen op die van hun partner of de school van de kinderen. Het voorstel van Voka zou een achterpoortje creëren waardoor de werkgever werknemers onder druk kan zetten om niet meer met verlof te gaan of alleen op momenten die de werkgever goed uitkomen - vooral in de laagste productieperiodes.”

2. De sociale zekerheid uithollen

Dankzij de aan de overheid toegekende bijzondere volmachten kunnen bedrijven al vanaf de eerste helft van 2020 uitstel van betaling van de sociale zekerheidsbijdragen genieten. Voka pleit ervoor om dat uitstel uit te breiden en zelfs om de eventueel te betalen sociale zekerheidsbijdragen van ondernemingen in moeilijkheden kwijt te schelden. Met andere woorden stelt Voka voor dat bedrijven tegen 2020 het sociale zekerheidsfonds, dat 1,3 miljoen tijdelijke en 500.000 volledig werklozen in staat heeft gesteld de crisis te overleven, minder of helemaal niet zouden financieren.

Enerzijds stelt de werkgeversorganisatie voor om een deel van de financiering van de sociale zekerheid stop te zetten. Anderzijds blijft ze in de vetpotten graaien. Ze wil dus twee keer langs de kassa passeren.

Tijdelijke werkloosheid is een manier om het virus door de gemeenschap te laten dragen. De werknemers krijgen geen loon meer, maar krijgen een uitkering van de gemeenschap. Voka wil deze ten lastenneming - tijdelijke werkloosheid door overmacht - verlengen tot minstens 31 augustus.

Daarnaast zien veel werkgevers dit ook als een kans om ontslagkosten op de gemeenschap af te wentelen. De vakbonden worden al sinds het begin van de inperking met dit fenomeen geconfronteerd. Gewetenloze werkgevers verklaren werknemers tijdelijk werkloos, ontslaan ze en laten in feite de sociale zekerheid, en dus de gemeenschap, de opzegtermijn gedeeltelijk of volledig betalen.

Vervolgens pleit Voka voor wijzigingen in de bindende aspecten - voor de werkgever - van de economische werkloosheidsregeling. Terwijl de economische werkloosheid vooral arbeiders betreft, pleiten de werkgevers ervoor om de economische werkloosheid voor bedienden te vergemakkelijken. Ze willen ook dat de planning van de economische werkloosheid wordt losgelaten en dat de werkgever niet langer wordt verplicht om de werknemer na vijf weken tijdelijke werkloosheid een week lang te laten werken (of zijn weekloon te betalen). Door de bindende aspecten tijdelijk, zo schrijven ze, te schrappen zou een werknemer van de ene op de andere dag voor onbepaalde tijd economisch werkloos kunnen worden verklaard. Kortom, dit systeem is vergelijkbaar met de nul urencontracten in de Angelsaksische landen, waar werknemers geen werkplanning hebben maar beschikbaar moeten zijn voor hun werkgever als hij ze nodig heeft. De periode waarin de werknemer niet werkt, zou ten laste zijn van de gemeenschap.

3. Nachtwerk en overuren zonder toeslag of inhaalrust vergemakkelijken

De voorstellen in het Voka-relanceplan voor de arbeidsmarkt zijn in essentie maatregelen voor meer flexibiliteit. Het gaat er met andere woorden om het leven van de werknemers te laten dicteren door de behoeften van de productie en de markt.

Allereerst is er de veralgemening naar alle sectoren van 220 "vrijwillige" overuren per jaar, d.w.z. zonder een toeslag te betalen en zonder inhaalrust. In de praktijk betekent dit een toename van de arbeidstijd van 4 uur per week. Een voltijdse tewerkstelling gaat dus van 38 naar 42 uur per week. Maar kan er van vrijwilligheid sprake zijn als de werkloosheid uit haar voegen barst? Een werkgever zal weinig overredingskracht aan de dag moeten leggen om een werknemer te overtuigen onbetaald overwerk te verrichten als hij of zij niet het risico wil lopen dat een meer “gewillige” werknemer zijn of haar plaats inneemt.

Dan is er nog de verkorting van het nachtwerk met 50%. In principe mag een werkgever werknemers niet tussen 20.00 uur en 6.00 uur laten werken. Bepaalde sectoren genieten echter een uitzondering, mits instemming van de vakbond en de betaling van een loontoeslag (minimaal 1,16 euro/uur) door de werkgever voor elk gewerkt uur tussen 20.00 uur en 6.00 uur. Voka wil vermijden om overuren te betalen en stelt voor om alleen de uren tussen middernacht en 5.00 uur als nachtarbeid te beschouwen. De mogelijke uren om een “arbeidsdag” te bepalen zouden dus met 5 uur worden verlengd, zonder dat de werkgever meer moet uitgeven.

In het verlengde van de verkorting van de nacht wil Voka glijdende uurroosters invoeren, zonder vakbondsovereenkomst. Sinds de wet Peeters van 2017 mogen bedrijven stamtijden definiëren voor verplichte aanwezigheid, bijvoorbeeld tussen 9 en 12 uur 's ochtends, en glijtijden, bijvoorbeeld aankomst tussen 7 en 9 uur 's ochtends en vertrek tussen 15 en 18 uur. Voor de invoering van deze glijdende uren is een vakbondsovereenkomst nodig. In de nieuwe ideale wereld van Voka moet men bedrijven “zelf afspraken laten maken met de werknemers". In combinatie met de verkorting van de nacht wordt de individuele werknemer onderworpen aan de druk van de werkgever en gedwongen om elk uurrooster te accepteren, wil hij niet het risico lopen om werkloos te worden.

Ten slotte stelt Voka voor om de annualisering van de arbeidstijd te veralgemenen. Dit betekent dat werknemers niet langer kunnen vasthouden aan een beperking van 38 of 40 uur per week of aan een maandelijkse of driemaandelijkse beperking, maar dat hun arbeidstijd op jaarbasis in aanmerking wordt genomen. Op bepaalde tijdstippen van het jaar, die door de werkgever worden bepaald op basis van de productie- en marktbehoeften, zullen de werknemers in bepaalde periodes tot 45 uur per week werken en in andere periodes slechts 30 uur.

4. Een werknemer aan een andere werkgever uitlenen

In werkgeverstaal wordt het uitlenen van een werknemer aan andere werkgevers "ter beschikking stellen" genoemd. Dit is hoofdzakelijk bedoeld voor werkgevers die niet genoeg werk hebben om een werknemer met een vast contract 100% van de tijd aan het werk te houden. Ze kunnen die werknemer dan "verhuren" aan een ander bedrijf. In werkgeverstaal: werkkrachten rentabiliseren.

Aanvankelijk was het verboden om mensen zo "uit te lenen". Een werknemer is immers - via zijn arbeidsovereenkomst - alleen onderworpen aan het gezag van de werkgever met wie hij de overeenkomst heeft ondertekend. Maar voor een beperkte tijdsduur en met de toestemming van zowel de arbeidsinspectie als van de vakbonden, kan er een uitzondering worden gemaakt.

Tijdens de coronacrisis heeft de regering die uitzondering nog "versoepeld": als het uitlenen binnen een essentiële sector gebeurde, konden de vakbonden niet langer hun veto stellen. Voka stelt voor om het omzeilen van de vakbonden naar alle sectoren uit te breiden omdat "de noodzaak van de voorafgaande instemming van de vakbonden elke vorm van mobiliteit belemmert". Een werkgever zou de taken van een werknemer dus in 80% van de tijd kunnen samenpersen en hem of haar daarna één dag per week als handelswaar aan een andere werkgever kunnen uitlenen om het rendement van zijn "investering" in de werknemer te maximaliseren.

5. De werklozen activeren

Werklozen activeren is een "traditionele" maatregel van rechts. Het gaat immers uit van het liberale principe "wie zoekt, die vindt" of "waar een wil is, is een weg". Ontbreekt het de 180.000 bijkomende werklozen in België - een schatting van de Nationale Bank - dan aan wil of capaciteiten? Neen. Die mensen zijn ontslagen omdat er niet genoeg werk is, niet in de laatste plaats omdat werkgeversorganisaties zoals Voka de flexibiliteit van werknemers maar blijven opdrijven.

De werkgevers zijn echter van plan om dit "reserveleger" van werklozen in te zetten om de gaten te vullen in sectoren met een tekort aan arbeidskrachten, vaak met zeer lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden. Ze willen hierbij de uitkeringen laten afhangen van de gevolgde opleidingen en de mensen daarna dwingen om snel een baan in diezelfde sector te aanvaarden. Voka dringt aan op digitale opleidingen en pleit voor de erkenning van opleidingen die door bedrijven - en dus niet door officieel erkende instellingen - zijn gecreëerd. Op die manier kunnen ze van hun opleidingen voor intern gebruik certificeringscursussen maken en er zelfs geld mee verdienen.

Een ander punt gaat over de beperking in de tijd van werkloosheidsuitkeringen. De maatregel werd hernomen in het herstelplan van het VBO en wordt gedragen door N-VA en andere rechtse partijen. “Mensen zonder werk zullen moeten leven met een zwaard van Damocles boven hun hoofd: werk vinden vóór de periode waarin de werkloosheid gecompenseerd wordt ten einde loopt. Een bijkomende druk, die sommigen er uiteindelijk toe zal dwingen slecht betaald werk of werk waarvoor ze over-gekwalificeerd zijn, te aanvaarden”, zo schreef de krant Le Soir terecht op 3 juni.

6. Herziening van de wet-Renault

In twee alinea's, aan het einde van het document, probeert Voka om via de activering van de werklozen een eerste bres in de wet-Renault te slaan. Ter herinnering: de wet-Renault omschrijft de procedure die moet worden gevolgd in geval van een bedrijfsherstructurering. Volgens Voka gaat “het huidige herstructureringsregime uit van een impliciete schuld van de werkgever aan de werknemer (...) en wordt er bij herstructureringen veel te veel nadruk gelegd op het maximaliseren van de compensatie voor de getroffen werknemers”.

Voka wil de procedure verkorten en in de tijd beperken zodat er snel kan worden overgegaan tot de uitbetaling van de (normale) ontslagvergoeding en 1/3 van die vergoeding kan worden vastgezet voor verplichte opleidingen om de werknemer snel weer op de arbeidsmarkt in te zetten.

Met haar voorstellen - 23 jaar na de zeer lange strijd van de arbeiders van Renault Vilvoorde om hun vestiging open te houden - valt Voka niet alleen een van de weinige procedures aan die in het voordeel van de arbeiders zijn, de werkgeversorganisatie wil er bovendien voor zorgen dat werknemers die hun werk verloren zo snel mogelijk druk gaan uitoefenen op de arbeidsmarkt.

De werkelijke doelen van de maatregelen

In 2017 stelde toenmalig minister Kris Peeters (CD&V), voormalig hoofd van UNIZO (een andere Vlaamse werkgeversorganisatie, een plan voor om meer flexibiliteit voor werknemers in te voeren. Na de protestacties tegen de "wet Peeters" werd slechts een deel van zijn plan uitgevoerd. Zoals in elke crisisperiode halen de werkgevers, in naam van het herstel van de concurrentiekracht, datgene wat de sociale beweging in de koelkast kon steken er terug uit om het in de microgolfoven op te warmen.

1. De concurrentiekracht van België versterken

Het is de eeuwige zoektocht van het patronaat, de onbereikbare ster. Achter het woord "concurrentiekracht" schuilt de wens van de Belgische werkgever om “in België zo goedkoop mogelijk te produceren”, om in het buitenland goedkoper te kunnen verkopen en veel winst te maken. Veertig jaar neoliberalisme overtuigde uiteindelijk een groot deel van de bevolking dat concurrentie - en dus het concurrentievermogen - de enig mogelijke basis is voor het functioneren van de maatschappij. Daarom is het "herstel van de concurrentiekracht" vrijwel systematisch de officiële doelstelling van elk patronaal herstelplan, wat eens te meer bevestigd wordt door de verklaringen van de VBO-baas in La Libre Belgique van 2 juni.

Het eerste probleem met het concurrentievermogen is dat alle staten - of hun regeringen nu liberaal of sociaaldemocratisch zijn - dezelfde strategieën hanteren die leiden tot eindeloze concurrentie en steeds meer uitbuiting van werknemers.

Het tweede probleem is dat deze recepten in het verleden al werden uitgeprobeerd en niet bleken te werken. Het patronaat wil altijd zo weinig mogelijk betalen, zowel wat lonen als wat belastingen betreft. Maar zonder voldoende loon, kunnen de gezinnen niet consumeren. En zonder consumptie, geen productie. Zonder voldoende middelen kan de gemeenschap niet investeren in de economie.

Het patronaat probeert de steun van de bevolking te verkrijgen door voor te stellen de belastingen op de lage lonen te verlagen. Het VBO stelt voor om de belastingvrije inkomensschijf (waarop geen voorheffing wordt gedaan) te verhogen van 7.450 naar 10.000 euro. Dat zou volgens de werkgevers het nettoloon jaarlijks met een paar honderd euro kunnen verhogen. In plaats van de lage lonen te verhogen of de grote fortuinen te belasten, verkiezen de werkgevers de staatskas te beroven van tientallen miljoenen euro die nodig zijn om de publieke diensten te financieren, bijvoorbeeld onze ziekenhuizen. We hebben tijdens de coronacrisis gezien waartoe deze besparingspolitiek in onze ziekenhuizen en rusthuizen heeft geleid. Het is de toepassing van deze recepten, gericht op het herstel van de competitiviteit van het land, die geleid heeft tot de aanpak van de crisis zoals we die in België hebben gezien.

2. Flexibilisering van de werknemers

Om het concurrentievermogen te vergroten, is het noodzakelijk om "de organisatie van het werk te moderniseren", flexibeler te maken. Niet de organisatie wordt flexibeler, maar de werknemer. Het gaat er in wezen om de tijden te verruimen waarop de werkgever de aan/uitknop kan indrukken. Maatregelen als de verhoging van het aantal overuren, een langere werkdag en flexibele werktijden verhogen de flexibiliteit.

3. Het werk minder betalen

Vrijwillig overwerk, verkorting van de nachtarbeid en het niet afdragen van sociale zekerheidsbijdragen zijn hiervan het bewijs: werknemers zouden meer moeten werken, met persoonlijke uurroosters, zonder loon te ontvangen in ruil voor hun flexibiliteit.

4. De lonen onder druk zetten

Van bovenaf en van onderuit worden de lonen onder druk gezet. De druk van onderuit is het gevolg van de coronagerelateerde faillissementen, maar vooral van de activering van de werklozen en de herziening van de wet-Renault. Die helpen de lonen onder druk te zetten door het contingent werklozen, wat Marx het "reserveleger" noemde, te vergroten.

Het is niet logisch dat sommigen meer kunnen werken terwijl er 1,3 miljoen mensen tijdelijk werkloos zijn en 500.000 mensen structureel werkloos zijn - en dit aantal zal waarschijnlijk nog toenemen. Maar de belangen van de bazen en die van de arbeiders zijn volledig tegengesteld. Hoe meer werklozen, hoe minder risico op loonsverhoging, want op een verzoek om loonsverhoging kan de baas reageren: "Als je niet tevreden bent, staan er 50 werklozen klaar om je plek in te nemen."

De druk van bovenaf wordt georganiseerd via de wet van 1996 die de maximaal mogelijke loonsverhoging in België koppelt aan de loonontwikkeling in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Sinds 1996 werden de lonen in België zodanig ingeperkt dat ze in de drie buurlanden meer zijn gestegen dan in België. Uit vrees voor nieuwe loonsverhogingen wijzigde de regering (onder druk van de werkgever) die wet in 2017, waardoor de marges voor mogelijke verhogingen nog meer worden beperkt. De baas van het VBO wees er op 2 juni nog op: "Laten we niet aan de wet van 1996 raken, anders wordt het rampzalig.”

5. De vakbonden buiten spel zetten

Een vijfde doel - het enige dat expliciet in het VOKA-plan wordt genoemd - is het opzij zetten van de vakbondsorganisaties, die worden gezien als een obstakel voor de noodzakelijke flexibiliteit. Voor verscheidene maatregelen is momenteel de instemming van de vakbonden vereist: nachtarbeid, het ter beschikking stellen van werknemers, de invoering van glijdende werktijden, wijzigingen in de arbeidstijdregelingen. Overal wil VOKA het noodzakelijke akkoord van de vakbond afschaffen en op die manier de collectieve bescherming die de werknemers via de vakbondsorganisaties genieten, opheffen.

De rechtse krachten willen koste wat het kost de crisis benutten om de uitbuiting van werknemers te verscherpen. Bazen en regeringen proberen de werknemers te laten opdraaien voor de crisis: ten eerste door rechtse maatregelen, ten tweede door bezuinigingsplannen van de regering om het tekort dat de regering tijdens de crisis zal geschapen hebben, terug te betalen.

Werknemers zullen niet betalen voor de crisis

De crisis heeft ons eraan herinnerd dat het de werkende klasse is - als geheel - die dit land doet draaien. Zonder werkers draait er niets. Waarom zouden we deze maatregelen dan accepteren? Waarom zouden we accepteren dat de productie ons leven dicteert, terwijl oude recepten ons steeds in diepere crisissen storten en Covid-19 heeft aangetoond dat wij degenen zijn die de teugels in handen hebben?

PVDA-voorzitter en federaal parlementslid Peter Mertens verklaarde in het Parlement: "Covid-19 mag geen microgolfoven zijn om oude, slechte ideeën op te warmen...Dit zijn voorstellen uit het verleden. De voorstellen van de toekomst zijn niet de activering van nachtwerk, maar wel de activering van grote vermogens. Niet de toename van de overuren, maar de verhoging van de lage lonen. Niet de verlenging van de arbeidstijd, maar de verdeling van de arbeidstijd.”

Coronataks

Het zijn de werknemers en kleine zelfstandigen die meer zuurstof nodig hebben, niet de multinationals die al jaren aan een geldinfuus zitten dankzij de maatregelen van verschillende regeringen. Uiteraard brengt de crisis kosten mee. Maar het is niet logisch dat het geld bij werknemers en zelfstandigen wordt gehaald. Daarom stelt de PVDA een coronataks voor - een belasting van 5% op de rijkste vermogens van België - die 15 miljard euro zou opleveren. Het is een belasting die geen impact heeft op 98% van de bevolking, en de 2% rijkste mensen die erdoor worden getroffen, zullen het niet eens merken.

Haal het geld bij multinationals, niet bij kmo's

Bovenop de coronataks moeten ook multinationals aangezet worden om bij te dragen. Dankzij al de cadeaus die ze in de voorbije jaren van de verschillende regeringen hebben gekregen, hebben ze miljarden winst opgestapeld. Multinationals moeten geld teruggeven, omdat ze werknemers, zelfstandigen en kmo’s enorme bedragen ontzeggen. Voor de PVDA moeten de fiscale niches die multinationals toelaten om praktisch geen belastingen te betalen en die van België een belastingparadijs maken, afgeschaft worden.

Het is met dat geld dat, zoals ook vakbonden en sociale beweging willen, de sociale zekerheid geherfinancierd kan worden, de laagste lonen verhoogd, de regelingen voor vervroegde uittreding hersteld en de arbeidstijd collectief verminderd, met compenserende aanwerving.

Meer openbare diensten, meer democratie

Steeds meer stemmen pleiten voor het beperken van het "alles aan de markt”, door de rol van de staat te versterken. Door herfinanciering van de openbare diensten - met name de gezondheidszorg - maar ook door controle te verkrijgen over openbare nutsbedrijven die cruciaal zijn voor de toekomst van het klimaat, zoals de energieproducerende bedrijven.

Dit zijn voorstellen voor de toekomst! En er is geen microgolfoven nodig om ze op te warmen. Werknemers verwarmen ze voor zichzelf, in bedrijven, met hun delegees. Ze worden opgewarmd door het vuur van de toekomst, de solidariteit en de hoop die ze tijdens de crisis hebben geuit. De PVDA zal ervoor zorgen dat ze standhouden, van de straat tot in de parlementen.